|
Boek der Doden |
Bezwering 111 |
Bezwering 1111 |
a |
P |
1 |
|
Bezwering om niet opnieuw te sterven in het domein van God.2 |
|
2 |
|
Om te zeggen door N.: |
S |
1 |
|
Ik [ken die berg van Bakh]u waarop de hemel rust, waar Sobek existeert, de heer van Bakhu, zijn tempel is van kornalijn. Op de top van die berg is een slang, genaamd "Head [Bowed} Touching His Mountain. [Hij] is [ .... ellen lang en] de eerste 12 ellen bestaan uit vuursteen. |
|
2 |
|
[Dan] in de avond [zal hij zijn oog richten tegen] Re. D.w.z. de tijd is dichtbij. |
|
3 |
|
Dan stelt Seth zich op als zijn tegenstander. Hij zegt: "Laat het oponthoud van Re's reis niet lang zijn. Ik zie de weg. Sluit uw oog, (gij die ik heb geketend), want ik ben een man. [Bedek] uw hoofd, opdat ik kan voortgaan. Het is ik die de kracht heeft overgenomen. Ik ben gekomen, ik [heb] de aarde-god uit de weg geruimd voor Re, dat hij moge ondergaan in de avond. Deze magische kracht is aan mij gegeven tegen u." |
b |
S |
|
|
O N.'hef uzelf op van uw rechterzijde, levend, vernieuwd, jeugdig als Re elke dag. <Gij> zult nooit sterven. |
1 |
Gebaseerd op TT821 (18de dynastie) Vignette van Ga2 (20ste dynatie) toont een gehurkt zittende god boven een slang op een berg. Voor hem knielt N. in gebed voor Sobek met krokodillenkop en een andere god. |
2 |
Ga2, waarvan het begin verloren is, voegt aan de titel hetvolgende toe: "[ ...... kennend] de zielen van Pe." |
Oude Egyptische aangehaalde documenten. |
Symbool |
Datum en beschrijving: |
Zie: |
1 |
TT 82 |
Beschilderd gips in een 18de dynastische tombe en grafkamer van Amenemhat in Thebe. |
LD III 38 and Text II 266-69;
Nav. (Ta) |
2 |
Ga |
20ste dynastie, hiërogliefen papyrus van Neferrenpet uit Thebe, (TT 336) Brussel E5043 |
L. Speleers, La papyrus de Nef er Renpet (1917) |
Onder afbeeldingen van papyrus Brussel E5043 |
|
|
|
|
|
|
|
Gebruikte afkortingen |
Ptol |
Ptolemaeïsche periode. |
Pers |
Perzische periode. |
CT |
Coffintexts, sarcofaagteksten. |
BM |
British Museum |
OIP LXXXII |
The Egyptian Book of the Dead documents in the Oriental Institute Museum at the University of Chicago, edited by Thomas George Allen. 1960. |
|
|
|