|
Boek der Doden |
Bezwering 110 |
Bezwering 1101 |
|
|
|
N. aanbid de Enneade die zich in het Veld der Offers bevindt en hij zegt: Heil aan jullie, eigenaren van kas! Ik ben in vrede gekomen naar jullie velden om zo rantsoenen te ontvangen wat jullie geven; ik ben gekomen naar de Grote god om zo rantsoenen van bier, runderen en kippen te mogen ontvangen naar gelang zijn goede wil toestaat. Lof gevend aan de enneade, hommage uitvoeren aan de Grote God door N.
Een gunst die de Koning toekent aan Osiris en de Enneade, die in het Offerveld is, opdat zij invocatie-offers mogen geven van brood en bier, runderen en kippen en alle goede dingen en kleding en wierook elke dag, wat rust op het altaat iedere dag; om senu-brood en khenef-brood, persen-brood, melk en wijn te ontvangen en de rantsoenen van één die de god volgt in zijn processie bij zijn Festival van Rosetau, de waterkruiken van de Grote God dragend, ten voordele van N. |
a1 |
P |
1 |
|
Hier beginnen de bezweringen van het Veld der Offers en bezweringen voor het naar buiten gaan bij dag; van komen en betreden in het rijk der doden; om goed voorzien te zijn voor in het veld der Biezen die in het Veld der Offers is, de verblijfplaats van de Grote Godin, de Meesteres der Winden; daardoor kracht hebbend, daardoor macht hebbend, daarin plogen, oogsten en eten daarin, drinken daarin, copuleren daarin en alles doen wat gedaan moet worden op aarde door N. |
|
2 |
|
N. zal zeggen: |
S |
1 |
|
De Valk (Horus) is gegrepen door Seth en ik heb de schade in het Veld der Offers gezien; ik heb de Valk bevrijd van Seth, ik heb de wegen geopend van Re op de dag dat de hemel was versperd en versmoord toen de Afgewezene snakte naar adem bij het tot leven wekken van Hem die in het Ei was en Hem nam die in de baarmoeder was van de Zwijgzamen. |
|
2 |
|
Nou gebeurde het dat ik roeide in de bark op het Meer der Offers; ik nam het van de ledematen van Shu en zijn noordelijke sterren, zijn Ledematen in elkaar gezet op de juiste manier; ik roeide en arriveerde bij zijn waterwegen en plaatsen, ik reisde zuidwaarts naar de god die daar is, want ik ben hem die wil rusten in zijn velden.
Ik controleer de 2 Enneaden die hij lief heeft, ik pacificeer de Vechtenden
namens hen die in het Westen zijn; ik creër wat goed is, ik breng vrede, ik pacificeer de Vechtenden
namens hen die hun toebehoren, ik rijd weg treurend van hun ouders, ik verwijder tumult van hun kinderen; ik veeg alle soorten kwaad weg van de goden, ik verwijder tumult van de Rivalen, ik scheid de Gezaghebbende van zijn licht en ik geef overvloed aan zielen en geesten; ik heb macht over hen. |
|
3 |
|
Ik ben iemand die Hotep kent, ik roei op zijn waterwegen, ik arriveer in zijn plaatsen. Mijn uiting is machtig, ik ben meer intens dan de geesten en zij zullen geen macht over mij hebben.
O Hotep, ik benodig dit veld van u, die u lief heeft, de Vrouwe van Lucht. Ik eet en bras er in, ik drink en ploeg er in, ik oogst er in, ik copuleer er in, ik bedrijf de liefde er in, ik verga er niet in, want mij magie is machtig er in.
|
|
4 |
|
Ik zal er in niet uitgelokt worden, mijn blije hart is niet bezorgd er in, want ik ken de houten paal van Hotep, genaamd Bequtet; het is stevig gemaakt met het bloed van Shu en het was gegeseld met de Boogpees van de Jaren op die dag toen de jaren gescheiden waren; mijn mond is verborgen en zijn mond is stil. Ik zeg iets mysterieus, ik breng het eeuwige leven tot staan en ik neem bezit van de eeuwigheid. |
Alle rubrieken hierna referen naar het Veld der Offers (Sekhet-Hotep) of naar delen er van. Hotep op zich wordt gebruikt hetzij als het Veld hetzij als z'n personificatie als een godheid. |
|
Bezwering 110: BM 10472-5.
Rechts detail:
Anhai en haar man ondernemen verscheidene activiteiten in het Veld der Biezen, ondermeer het bewerken van de aarde, trekken van vlas, oogsten van graan, ploegen met twee teams en roeien over het Meer van de Offers. Vier leden van de Grote Enneade zitten op een eiland, de Reiger van Overvloed en een god van de Andere Wereld worden geadoreerd en de bark van Wennefer is getoond, aangemeerd bij het eind van de waterweg. |
|
|
a2 |
P |
|
|
Zijn in Hotep, Heer van het Veld der Offers. |
S |
1 |
|
Dit is Horus; hij is een valk, duizend ellen lang, leven en macht bevinden zich in zijn hand, hij komt en gaat naar goeddunken in zijn waterwegen en plaatsen, hij stijgt en daalt in Qenqenet, de geboorteplaats van de god. Hij doet er alles net zoals is gedaan in het Eiland van Vuur; daar wordt niet geschreeuwd, daar is niets kwaadaardigs. |
|
2 |
|
Dit is Hotep die wandelt door dit veld van hem; hij neemt deel aan een maaltijd in de geboorteplaats van de god. Als hij rust in Qenqenet, zal hij alles doen net zoals is gedaan in het Eiland van Vuur; daar wordt niet geschreeuwd, daar is niets kwaadaardigs. |
|
Bezwering 110:
BM 9911-2.
Rechts detail:
Kerguny voert diverse activiteiten uit in het Veld der Biezen, ondermeer wierookoffers, roeien over het Meer van Offers, ploegen, het zaaien van zaad, koren snijden en het dorsen van graan. In het laagste register hurkt de Reiger van Overvloed en vier leden van de Grote Enneade, elk een struisvogelveer vasthoudend en dragend. De boot met een slangkoppige voorkant, behoort toe aan Wennefer, degene die een trron bevat is van de zonnegod. |
|
|
a3 |
S |
1 |
|
Ik leef in Hotep; mijn tas en mijn beker zijn bij me, welke ik heb gevuld uit manden, zijnde iemand die de geesten van de Heer van Overvloed leidt. Ik vertrek en stijg op naar Hem die het brengt en ik heb macht door hem, hij accepteerd namens mij, want ik ben van het nodige voorzien en content.
Deze geweldige magie van mij is machtig in dit lichaam van mij, in deze zetels van mij; ik ben iemand
die zichzelf herinnert aan dat waar ik vergeetachtig over was. |
|
2 |
|
Ik ploeg en ik oogst en ik ben content in de Stad van God. Ik ken de namen van de districten, plaatsen en waterwegen welke zich in het Veld der Offers bevinden en van die die daarin zijn; ik ben sterk in hen en ik ben een geest in hen; ik eet in hen en reis rond in hen.
Ik ploeg en ik oogst in het Veld; ik sta vroeg op en ik rust er in. Ik ben een geest er in als Hotep; ik
jaag en reis rond in het; op afroep roei ik op zijn waterwegen en ik arriveer bij zijn plaatsen als Hotep. Mijn horens zijn scherp, ik geef overvloed aan de zielen en de geesten, ik heb gezaghebbend spraakvermogen toegekend aan hem die het kan gebruiken. Ik arriveer bij zijn plaatsen, ik roei op zijn waterwegen, ik doorkruis het Veld der Offers als Re die in de hemel is en het is Hotep die hen tevreden stelt.
Ik ben naar beneden gegaan op de de aarde, ik heb Re content gemaakt; ik ben omhoog gegaan
naar de hemel en ik heb ervoor gezorgd dat er vreugde werd gemaakt. Ik heb macht genomen, ik heb vrede beloofd. |
a4 |
P |
|
|
Existeren in Hotep. |
S |
|
|
O Veld, ik ben in u gekomen, mijn ziel achter mij en toestemming voor mij. O Vrouwe van de Twee Landen, stel mijn magische macht voor mij in, zodat ik d.m.v. het mij kan herinneren wat ik vergeten ben. Ik leef zonder letsel van enig soort en vreugde is mij gegeven, vrede is de mijne, ik creër zaad, ik heb lucht ontvangen. |
|
Bezwering 110: BM 10479-7.
Onder detail:
Hor trekt vlas, dorst graan, ploegt en zaait zaad, adoreert drie van de Grote Enneade en roeit over het Meer der Offers, terwijl zijn vrouw de Reiger van Overvloed adoreert.
Naast een gehurkt zittende god
en een trap, de geboorteplaats der goden voorstellend, zijn afgebeeld de boten van Wennefer en van de zonnegod.
In vier registers adoreren Isis en Nephthys de zonnegod met scarabeënkop, gehurkt zittend in een boot, Hor wordt voorgesteld aan Osiris en Isis door een god die een was-scepter vasthoudt en Hor knielt in adoratie voor zes gehurkt zittende goden, elk met
een staf en een dorsvlegel, die Autoriteit, Intelligentie, Zien en Gehoor voorstellen. |
|
|
a5 |
P |
|
|
Existeren in Hotep, Heer der Winden. |
S |
1 |
|
Ik ben in u gekomen, mijn hoofd geopend en mijn lichaam opgehitst. Ik sluit mijn oog, toch schijn ik op de dag van de Melkgodin; ik heb 's-nachts geslapen, ik heb de melk teruggebracht naar zijn juiste niveau en ik ben in mijn stad. |
|
2 |
|
O Stad van de Grote Godin, ik ben ik u gekomen opdat ik overvloed mag toekennen en ervoor kan zorgen dat de vegetatie gaat bloeien; ik ben de stier van lazuursteen, uniek en verheven, Heer van het veld, Stier van de Goden, Sothis spreekt tegen mij bij gelegenheid. |
|
3 |
|
O Moeras-land, ik ben in u gekomen, ik heb de Grijsharige gebracht naar het dak, want ik ben de maan, ik heb de duisternis opgeslokt. |
|
4 |
|
O Stad van Faire Offers, ik ben in u gekomen, ik eet mijn maaltijd, ik heb macht over gevolgelte en vlees en het pluimvee van Shu die zorgen van mijn ka, is aan mij gegeven. |
|
5 |
|
O Voorraad-stad, ik ben in u gekomen, ik heb het acht-weefselpatronen kleed gewoven, ik heb de versierde mantel aangetrokken als Re in de hemel die de goden die in de hemel zijn dienen. |
a6 |
P |
|
|
Existeren in Hotep, Vrouwe van de Twee Landen. |
S |
1 |
|
Ik ben in u gekomen, ik ben ondergedompeld in de waterwegen als Osiris, Heer van Vergaan materiaal, Heer van de Moeras-landen; als de Oudste, Stier van aasgieren, ik ben een flamingo, die heeft gegeten als zijn soortgenoten. |
|
2 |
|
O Qenqenet, ik ben in u gekomen, ik heb mijn vader gezien, ik heb mijn moeder herkent, ik ben vroeg opgestaan, ik heb vis gevangen. Ik ken de diepe holen van de slangen en ik ben gered. Ik ken de naam van deze god; Hij wiens mond is samengevoegd, Heer van Heiligheid, wiens haar goed zit, wiens horens scherp zijn. Als hij oogst, zal ik ploegen en zal ik oogsten. |
|
Bezwering 110: BM 10470-35.
Onder detail:
Ani voert diverse agrarische activiteiten uit in het Veld der Biezen, ondermeer het snijden van koren, dorsen van graan en ploegen. Hij adoreert drie leden van de Grote Enneade, de Valk van het Westen en de Reiger der Overvloed en roeit over het Meer der Offers.
Onder de eilanden en waterwegen zijn afgebeeld de boten van Wennefer en de zonnegod alsmede hopen graan.
|
|
|
a7 |
S |
1 |
|
O Stad van de Melkgodin, ik ben in u gekomen; zij die mij wilden tegenhouden en mij afweren en die mij wilden volgen zijn zij die Horus wilden volgen; hoofden zijn aan mij gegeven en ik hang op het Hoofd van Horus de blauw-ogige, werkend volgens zijn wensen. |
|
2 |
|
O Stad der Unie, ik ben in u gekomen, mijn hoofd is heel en mijn hart is wakker onder de Witte Kroon; ik wordt geleidt erboven en ik ben gezond eronder, ik geef vreugde aan de stieren die de leiding hebben van de Enneaden, want ik ben een stier'Heer van de Goden, die verder gaat in de plaats van turquoise. |
|
3 |
|
O Machtige Vrouw, ik ben in u gekomen, ik heb de Grijsharige gebracht naar het dak, ik heb de Autoriteit gevormd, ik ben in het midden van mijn Oog. |
|
4 |
|
O gerst en emerkoren van het District van de God, ik ben in u gekomen, ik reis stroomopwaarts, ik zeil op de Waterweg der Horens, Vrouwe van Pure Dingen, ik reis naar de aanlegplaats in de bovenste waterwegen. Ik heb hemelwaarts gedragen de storm van de Verstoorder en ik heb de Steunen van de Oude ondersteund. |
1 |
Gebaseerd op Aa1 voor a en op Aa1 en Ce2 (beiden 18de dynastie) voor b met een groot vignet met legenda's die de diverse delen beschrijven. Aanvullingen en correcties komen voornamelijk uit Ce2 met enige hulp uit CT. |
Oude Egyptische aangehaalde documenten. |
Symbool |
Datum en beschrijving: |
Zie: |
1 |
Aa |
18de dynastie hiërogliefen papyrus van Nebseny uit Memphis, BM 9900 (Pap. Burton) |
Bv. BM, foto's van het papyrus van Nebseny (1876), Edouard Naville. |
2 |
Ce |
18de dynastie hiërogliefen papyrus van Ywiw uit Thebe (TB 46), Cairo 51189.
|
E. Naville, The Funeral Papyrus van Iouiya (1908) |
Gebruikte afkortingen |
Ptol |
Ptolemaeïsche periode. |
Pers |
Perzische periode. |
CT |
Coffintexts, sarcofaagteksten. |
BM |
British Museum |
OIP LXXXII |
The Egyptian Book of the Dead documents in the Oriental Institute Museum at the University of Chicago, edited by Thomas George Allen. 1960. |
|
|
|