Sekhemiu:
Acht bebaarde Goden, man-koppige wezens, die aan het andere eind van de scene staan in twee groepen van vier, zij worden beschreven als, "MACHTEN", elk van hen heeft een touw met beide handen vast. Het touw dat door deze wezens wordt vastgehouden is bevestigd aan de poten van de enorme slang Khepri.
Uit het negende hoofdstuk van het "Boek der poorten".
Helaas is alleen de verzamelnaam bekend.
Voor de complete vertaling van het "Boek der Poorten", kun je hier terecht, lees verder===>
Zie ook hoofdstuk 13 van de "Egyptische hemel en hel".
|