|
Boek der Doden |
Inleiding |
De oude Egyptenaren veronderstelden het bestaan van een leven na de dood. Verdroogde graven in de woestijnen die hun vruchtbare vallei omringden, hadden al vroeg laten zien hoe lichamen mogelijk de dood konden overleven. Waarom niet ook de kenmerkende persoonlijkheid, de ziel, de geest?
Zo werden composities bedacht t.b.v. het uitten en het tot stand brengen van de hoop en verlangens van mensen.
Deze kunnen verschillende vormen aannemen:
Liederen, gebeden, mythen, gidsen, bezweringen en zelfs bedreigingen tegen de goden.
In de tijd rond 1500 v.Chr. waren bezweringsformules, zoals wij moderne mensen neigen om ze allemaal zo te noemen, dusdanig vermeerderd, dat selecties er van meestal werden samengesteld op papyrusrollen om bij in de doodskist te worden gelegd.
Zo'n rol vormt een "Boek der Doden". Ook dit is een moderne term, want de Egyptische benaming, gevonden op de buitenkant van sommige schriftrollen betekent "Going Forth by Day" oftewel "Het naar buiten gaan bij dag" - (bij zonsopgang verlaat de Ba van de dode het graf zoals de zonnegod 's morgens vroeg de onderwereld verlaat).
Deze oude titel benadrukte de hoop om elke dag terug te keren van waar het hiernamaals ook zijn moge, binnen de aarde of passerend door de hemel, om naar goeddunken de familiaire beelden op aarde te bezoeken. Vandaar komt de tweede titel van de huidige vertalingen, waardoor we kunnen luisteren naar de ideeën van de oude Egyptenaren over de aard en de problemen van het hiernamaals.
Het is vele decennia geleden dat de basis-vertalingen zijn gemaakt waarop wij westerlingen nog steeds vertrouwen.
Inmiddels is er grote vooruitgang geboekt m.b.t. ons begrip van de oude Egyptische woordenschat en grammatica, gebaseerd op de resultaten van nieuwe opgravingen, nieuw gevonden of nieuw beschikbare brondocumenten, meer accurate kopieën van eerder bekende teksten en recente studies van de vele aspecten van het oude Egyptische leven. Deze cumulatieve veranderingen vragen luid om een nieuwe vertaling van het "Boek der Doden".
De huidige schrijver Thomas George Allen publiceerde in 1960 het "Boek der Doden", bronnen zijn beschikbaar bij de universiteit van Chicago.
Maar de twee langste en meest belangrijke papyri zijn onvolledig en van een veel latere tijd dan geprefereerd voor het huidige project. Naast de vele additionele bezweringen hierin opgenomen, hebben zelfs de paar jaren na 1960 begrip toegevoegd aan het begrijpen van de problemen door de schrijver. Daarom moet de lezer zich niet storen maar juist blij zijn als hij of zij her en der veranderingen ontdekt in de interpretaties vergeleken met het oudere boek.
Maar zekerheid kan niet altijd bereikt worden. In de Egyptische hiërogliefen en het cursieve afgeleide hiëratisch schrift werden geen klinkers geschreven en de consonantische geraamten maken meer dan één grammaticale vorm mogelijk. Desondanks vertalingen uit het verleden laten veel dingen zien die
nu bewezen grammaticaal onmogelijk te zijn.
De inhoud en de lengte van elk "Boek der Doden" is afhankelijk van verschillende factoren, de hoeveelheid en de kwaliteit van de schriftgeleerden en de bezweringen die beschikbaar zijn, rijkdom van de overledenen, plaatselijk gebruik, etc. Tijdens het Rijk, waren er maar een paar bezweringen die samen voorkomen in kleine groepen en het vinden van twee manuscripten met precies dezelfde layout zou ongebruikelijk zijn.
Voor de Ptolemeïsche tijd echter, wellicht in de 5de eeuw v. Chr. was er een welomschreven groep van bezweringen in een duidelijke volgorde die vrij standaard was geworden. In 1842 publiceerde de Duitse egyptoloog Richard Lepsius
een duplicaat van een Laat-Ptolemeisch document van dit type, behorend tot het Turijnse museum. |
De nummers die hij heeft toegewezen aan de opeenvolgende bezweringen zijn die, die we nog steeds gebruiken, plus de nummers voor de bezweringen die daar afwezig zijn, maar elders zijn gevonden en toegevoegd door Willem Pleyte, ldouard Naville, EA Wallis Budge, en de huidige schrijver.
Het huidige boek behandelt alle bezweringen, 192 in totaal plus enkele toevoegingen.
Door het volgen van de vastgestelde getallenreeks wijkt dit natuurlijk af van de diverse volgordes gevonden in de documenten zelf want de teksten die hier vertaald zijn, zijn indien beschikbaar
die van het Rijk i.p.v. uit latere tijden. Desondanks komen eerdere versies van bezweringen voor. Zo'n 79 stuks dateren uit het Middenrijk uit de sarcofaagteksten, meestal geschreven aan de binnenkant van de houten doodskisten uit de 19de en 20ste eeuw v. Chr. Een paar gaan zelfs terug tot de Piramideteksten uit de 23ste en 24ste eeuw v. Chr. dan of zelfs eerder geschreven en tijdens het Oude Rijk gebruikt door alleen de mensen van koninklijke afkomst.
De eerdere versies zijn bestudeerd door de schrijver tezamen met de al vertaalde en hebben samen met andere varianten uit het Rijk en latere teksten bijgedragen tot een beter begrip van de verschillende passages.
Overlevering door de eeuwen heen is gepaard gegaan met vele oude bewerkingen. Voor correlaties tussen passages in het Boek der Doden en de eerdere edities zie bijlage 1, die niet alleen de voorgeschiedenis onthuld maar ook duplicaten van bepaalde elementen in het Boek der Doden zelf. Ook dan kunnen mogelijk stukjes ouder materiaal gecombineerd zijn met nieuwe
en 'overlevende' kunnen voorkomen in een nieuwe (rang)schikking. Dergelijke toevoegingen, verwijderingen en andere aanpassingen hebben ertoe geleid dat de schrijver dezes, om de details te identificeren, gebruik maakt van kleine cursieve letters voor secundaire bezweringen en voor nummers van paragrafen.
Een paar bezweringen, meestal gerelateerd aan de al reeds genummerde, zijn op geschikte plaatsen ingebracht door vroegere geleerden of door de schrijver en zijn gekenmerkt door de toevoeging van een cursieve hoofdletter of door zo'n hoofdletter plus een 'subnummer'.
Referenties in andere werken aan Budge's afgedrukte hiërogliefen transcriptie van het Boek der Doden zijn regelmatig gedaan door het geven van het regel en paginanummer van zijn editie uit 1898. Deze cijfers geven geen aanwijzing voor welk hoofdstuk (d.w.z. bezwering)
het betrof en zijn natuurlijk in elk geval alleen van toepassing op het specifieke manuscript geciteerd door Budge. Maar zelfs "hoofdstuk" zou ontoereikend zijn want dergelijke eenheden zijn vaak combinaties van kleinere en een paar bezweringen komen twee keer voor en dus met twee verschillende nummers in Lepsius z'n 'basistekst'.
De bezweringen begonnen tijdens het Middenrijk titels te krijgen. Deze en andere toevoegingen, vaak geschreven in rode inkt vandaar genaamd "rubrics" (rubric betekent letterlijk in rood geschreven), werden naarmate de tijd verstreek er steeds meer.
Aldus is het mogelijk dat we zowel de eerste (Preliminary) als de laatste (Terminal) commentaren vinden. Deze onderscheidt de huidige schrijver netjes van de bezweringen (Spells), aangeduid als § S, respectievelijk als § P en § T. (Deze heb ik dan ook maar aangehouden)
Naast de titels bracht men ook instructies m.b.t. het gebruik aan, effectieve lofprijzingen, etc. Maar wees gewaarschuwd als het aantal titels toeneemt, hebben ze de neiging om op de verkeerde plaats terecht te komen, zodat de titel en de tekst niet altijd overeenkomen. Verschillen tussen titel en tekst kwamen tot stand als gevolg van een andere ontwikkeling die amper was begonnen tijdens het Middenrijk, namelijk het gebruik van illustraties, gewoonlijk genaamd "vignetten". (Pap, Br. in bijlage 2 is hier een voorbeeld van)
Deze waren nog betrekkelijk eenvoudig tijdens de 18de dynastie, maar de kleurenpracht en uitwerking nam tijdens de 19de dynastie enorm toe. Als de schrijver zijn deel eerst deed en voldoende ruimte openliet voor de vignetten, dan was alles goed. Maar soms was het de tekenaar die begon. In dat geval maakte hij zelden of nooit de juiste toevoegingen t.b.v. de tekst en het bepalen van de juiste verhoudingen wordt dan een probleem voor de moderne wetenschapper.
Sommige bezweringen komen niet alleen in het Boek der Doden voor maar werden gesneden of geschreven op bepaalde soorten amuletten. Voorbeelden hiervan zijn Bezwering 6 en zijn varianten, gebruikt op ushabtiu (Ushabtiu (of shawabtiu) zijn beeldjes, meestal in mummie vorm, die m.b.v. Bezwering 6 op magische wijze konden worden veranderd in landarbeiders om i.p.v. de overledene te werken op de velden van de volgende wereld) en Bezwering 30 en zijn aanverwanten, gebruikt op grote stenen scarabeeën dat het werkelijk hart vervangt bij mummificatie.
Afzonderlijke bezweringen of groepen bezweringen zijn eveneens te vinden op een aantal muren van graftombes en op doodskisten.
Bezwering 15 en zijn aanverwanten zijn zonne-hymnen, sommigen hoofdzakelijk gericht naar de opgaande zon en sommigen naar de ondergaande zon. Zij komen in paren voorkomen op de muren van de ingang van graftombes of op herdenkingstabletten genaamd "stelae". |
Een paar bezweringen bevatten elementen afkomstig uit andere bronnen dan de sarcofaagteksten of piramideteksten.
Zo hebben delen van de Bezweringen 42, 127, 180 en 181 affiniteit met de "Litanie van de Zon", zelf samengesteld uit delen van variërende ouderdom.
M.u.v. Bezwering 42 lijken de betrokken secties composities te zijn van de 18de dynastie.
Nogmaals, Bezwering 168 is afkomstig uit een verslag over de "Goden van de Holen in de Mysterieuze Onderwereld", die niet eerder lijkt voor te komen dan tijdens de 18de dynastie.
(De vorm gevonden in het Boek der Doden laat regelmatig de Goden van de eerste 7 holen weg en gaat alleen over die van de 8ste t/m de 12de. De huidige schrijver dankt aan de heer Warren R. Dawson, wiens aantekeningen hij mocht gebruiken, veel informatie over deze specifieke bezwering.)
Om zeker te zijn dat het toepasselijk was voor de persoon waarvoor het bestemd was, diende elke bezwering de naam van de begunstigde te bevatten. Die werd meestal voorafgegaan door Osiris, de naam van de God der doden met wie de overledene al de neiging had om mee te worden geïdentificeerd in de sarcofaagteksten.
De begunstigde was meestal verder beschreven door zijn afkomst, titels of beiden.
Het volledig vertalen bij elke gebeurtenis van al deze informatie, zou ons niet helpen bij het begrijpen van de bezweringen zelf.
Daarom wordt "N" gebruikt voor de naam van de overledene plus al zijn verklarende toevoegingen, behalve "Osiris". Dergelijke toevoegingen behelzen mogelijk niet alleen de feitelijke punten, hierboven genoemd, maar ook diverse lovende uitdrukkingen of bij/toenamen zoals "bezitter van waardigheid" of "zuiver van meningsuiting". De laatste term, bijna alomtegenwoordig, draagt een implicatie van magie in zich, want het komt neer op een uitspraak die bij voorbaat onschuldig is bij de beoordeling van de doden, beschreven in Bezwering 125.
De naam enzo kan verschijnen in een voorlopige verklaring dat de bezwering "dient te worden gereciteerd door N". De eigenlijke bezwering kan veranderen naar de eerste persoon, maar wordt er ook gebruik gemaakt van "N" en gaat de derde persoon verder. In dat geval als de eerste persoon veranderd in de derde persoon, worden de antecedenten van voornaamwoorden vaak onzeker.
Een Boek der Doden moge dan op bestelling zijn geschreven voor een specifiek persoon met zijn naam er in verweven. Maar vele exemplaren waren voorbereid met open plekken bestemd voor de naam van de begunstigde. Het feit dat zulke open plekken soms over het hoofd werden gezien en niet ingevuld werden, benadrukt nog meer het magische aspect van het Boek der Doden, want het werd aldus een leeg formulier, met zegeningen van het hiernamaals, aan iemand wiens ware identiteit onbekend was.
Manuscripten van het Boek der Doden zijn uiteraard samengesteld uit teksten die voorhanden waren.
Het bezweringen plan, verschijnt heel nuttig in vele documenten en hun vele varianten bieden hulp bij de meeste zichtbare problemen.
Opeenvolgende perioden van tijd onthullen ontwikkelingen in de Egyptische taal zelf, qua spelling, grammatica etc., maar vooral onthullen zij de vele manieren waarop een kopiist kan afdwalen van het origineel.
De kopiist van een papyrus gemaakt voor de schoonvader van koning Amenhotep III had veel moeite om ons te overtuigen, zoals het geschreven was gevonden, dat het gereed was van het begin tot het einde, zijnde opgetekend, geverifieerd, gecontroleerd en gecorrigeerd teken voor teken (zie Bezwering 149 § T).
In verschillende andere documenten zien we ook correcties. Maar zonden van nalatigheid of toevoegingen, verwarring van de vorm van een teken of orde(teken) of niets beduidende woorden en grammaticale overeenkomsten en het gebruik van verkeerde determinanten*) komen maar al te vaak voor.
*) Determinanten zijn tekens niet om te lezen maar die een indicatie geven, hetzij algemeen hetzij specifiek, de aard van een idee. Zo kan een opgerolde verzegelde papyrusrol een algemene determinant zijn, begeleidend bij een abstracte term zoals nfr, "goedheid", "schoonheid" of rh "om te weten". Aan de andere kant kan datzelfde teken een specifieke determinant zijn of zelfs een ideogram in md3t, "papyrusrol", "boek".
|
Overtuigingen veranderden vaak in de loop der tijd of op zijn minst werden ze anders uitgedrukt in verschillende termen, zoals in Bezwering 65.
Nogmaals, verminkingen zoals in overvloed gevonden in Bezwering Naville 65, maken het tot een karikatuur van de versie die is gevonden
in de sarcofaagteksten.
Mindere gebruikte bezweringen kunnen dezelfde problemen geven, maar deze hebben meer kans om verborgen te blijven aangezien er minder kansen zijn om e.e.a. te vergelijken.
Het is van belang op te merken dat de Egyptenaren dol waren op woordspelingen, de meest voorkomende is misschien wel: ḫpr.n.i ... m rn.i pwy n Ḫpri, "Ik ontstond....... is dit mijn naam van Kheperi" (bv. Bezwering 85 van § S 2)
Eufemismen waren ook populair, vooral in relatie tot de dood, bv. "te sterven" was "aan/afmeren" of "samengaan met de aarde" en "dood te zijn" was "waar van meningsuiting" of "gerechtvaardigd".
Omdat te weinig papiry die de tand des tijds overleefd hebben, relatief nauwkeurig en intact zijn overeenkomstige of soortgelijke passages in andere documenten nuttig voor het herstellen van onsamenhangende of weggelaten details en het ophelderen van verwarringen.
De teksten hier vertaald zijn gekozen uit die beschikbaar waren op grond van, kwaliteit, leeftijd, omvang, conditie etc. Versies die sterk verschillen qua inhoud of formulering, zijn beide vertaald.
Voor elke bezwering of secundaire bezwering, geeft een voetnoot de gebruikte belangrijkste bron en datum weer en indien aanwezig een beschrijving van de vignetten.
De bronnen van de vignetten en van de belangrijkste tekstuele toevoegingen worden eveneens weergegeven. De symbolen die de bronnen identificeren worden toegelicht in bijlage 2, die fundamentele bibliografische referenties bevat.
Tweede persoons enkelvoudsvormen en meervoudsvormen worden onderscheiden door gebruik van "gij", "uw", "u" en "jullie". "jouw", "u".
De volgende markeringen zijn gebruikt:
( ) van elders
┌ ┐ onzeker
[ ] verloren
(!) feitelijk onverwacht of verkeerd
< > gecorrigeerd
< ontwikkeld uit
{ } overbodig
† mAa xrw , equivalent aan "overleden"
"Rubrics" worden, wanneer bekend of duidelijk onderscheiden in de brontekst, gekenmerkt door kleine hoofdletters.
Een gereduceerd Romaans type wordt gebruikt voor instructies, verklaringen of varianten die vroeger zijn aangebracht in de bezwering.
Een hoofdletter markeert plaatsnamen en woorden, namen of bijnamen in het origineel begeleid door een determinant of godheid, meestal een gehurkte god in hiëroglifisch en een valk op een standaard in hiëratisch. Bijnamen gebruikt als namen zijn van hoofdletters voorzien, zelfs als de determinant afwezig is.
Epitheta (bijnamen) worden indien mogelijk vertaald, omdat louter transliteratie betrekkelijk zinloos
is voor het grote publiek.
Onvertaalde termen zijn meestal uitspreekbaar gemaakt door de tussenvoeging van klinkers, hoewel dergelijke moderne hulpmiddelen nog veel te kort schieten bij het weergeven van de oude klanken.
Plaatsnamen kunnen uitspreekbaar worden gemaakt op de manier zoals hierboven is vermeld of indien de locatie bekend is weergegeven worden in hun Grieks-Romeinse of moderne Arabische equivalenten.
De vermeldingen in de eerste index worden geïdentificeerd door tussen haakjes de Egyptische woorden die ze voorstellen toe te voegen. Deze zijn geordend in de tweede index op alfabetische volgorde, gebruikt door moderne Egyptologen.
Naast de Egyptische vormen van de namen en epitheta met geaccepteerde vertalingen of equivalenten, zijn ook woorden van onbekende betekenis opgenomen.
Transliteraties van Egyptische woorden worden cursief weergegeven en zoals in de publicaties van de schrijver over de bronnen van het Boek der Doden aan de universiteit van Chicago zijn de eenvoudiger z, s en q vervangen door de meer algemeen gebruikte s, c en q.
Koppeltekens worden gebruikt wanneer een zin aan het eind een determinant heeft, bv.
wAD-wr "Grote Groene" in Bezwering 168 § S 42 of wanneer eervolle omzettingen voorkomen, zoals in Bezwering 142 § S 4
sxAt-@r, "Zij die denkt aan Horus".
|
|
|
|