|
Boek der Doden |
Bezweringen 134 |
Bezwering 1341 |
P |
1 |
|
Een andere bezwering voor het waardig maken van een geest. |
|
1 |
var |
Bezwering voor het aanboord gaan in de Bark van Re, om zich aan te sluiten bij Hen Die In Zijn Gevolg Zijn. |
|
1 |
var |
Re aanbiddens op de dag van de nieuwe maan en het zeilen (in) zijn bark. |
|
2 |
|
Om te zeggen door N.: |
S |
|
|
Heil aan Hem die verblijft in zijn heiligdom, die opstijgt en schijnt, die myriaden opsluit op zijn bevel en die commando's geeft aan het zonnevolk, Khepri die verblijft in zijn Bark, want hij heeft Apep neergeslagen.
Het zijn de kinderen van Geb die jou zullen neerslaan, gij vijanden van N. die de Bark van Re willen vernietigen. Horus heeft hun koppen afgehakt in de hemel als waren het vogels en hun geiten-billen zijn in het Meer van de Vissen.
Wat betreft iedere mannelijke of vrouwelijke tegenstander die N. kwaad zou willen doen,
of hij nu iemand is die zal afdalen uit de hemel of op zal stijgen van de aarde, die komt via water of reist in gezelschap van de sterren, Thoth de zoon van een eierschaal, die uit de twee eierschalen kwam, zal hen onthoofden.
Wees zwijgzaam, wees doof voor N!
Dit is Re, deze god, zeer ontzagwekkend en geweldig verheven; hij zal baden in jouw bloed, hij zal drinken van jouw bloed, O gij die N. veel kwaad aan zou willen doen in de Bark van zijn vader Re.
N. is Horus; zijn moeder Isis baarde hem, Nephthys verpleegde hem, net zoals zij deden voor Horus, om zodoende de confederatie van Seth af te weren en zij zien de Wereret-kroon stevig zitten op zijn hoofd.
De geesten van mensen en goden en de geesten van de doden vallen op hun gezichten wanneer ze N. zien als Horus, met de Wereret-kroon stevig op zijn hoofd bevestigd; zij vallen op hun gezichten wanneer N. triomfeert over zijn vijanden in de Bovenste Hemel en de Lagere hemel en in de tribunalen van elke god en elke godin. |
T |
1 |
|
Om te zeggen over een valk die staat met de Witte Kroon op zijn kop; Atoem, Sjoe en Tefnoet, Geb en Noet, Osiris en isis, Seth en Nephthys getekend in oker op een nieuwe schaal geplaatst in de heilige Bark, tezamen met een beeld van deze geest waarvan je wenst dat die waardig wordt gemaakt, die is gezalfd met olie. Offer wierook aan hen op het vuur en geroosterde eenden en aanbid Re. |
|
2 |
|
Dit betekent voor hem voor wie dit is gedaan, zal reizen met en zijn bij Re elke dag op iedere plaats waar hij wenst te reizen en het betekent dat de vijanden van Re zullen worden verdreven wis en waarachtig. |
|
3 |
|
Een aangelegenheid die miljoenen keren waar is. |
|
4 |
|
Om te gebruiken tijden het feest van de zesde dag. |
|
5 |
|
Dit is een geheim van de Andere Wereld, een mysterie van het domein van god. |
|
6 |
|
Gevonden in het belangrijkste hof van van het grote verblijf van de verhevenheid de Koning van Boven- en beneden-Egypte, ┌Khasty┐, mede ook in een grot gevonden. |
|
7 |
|
(Dit) is wat Horus gebruikte voor zijn Vader Osiris Unnefer, voor altijd levend. |
|
8 |
|
Sinds Re kijkt naar deze gezegende als naar zichzelf, heeft die er na gekeken als naar de Enneade, groot is de vrees voor hem in de harten van de gezegenden en de doden. Zijn ziel zal eeuwig leven; het zal niet sterven in het domein van god. |
|
9 |
|
Hij wordt niet weggehouden bij de poorten, van de portalen van de poelen en de poort van het domein van god. |
|
10 |
|
Hij zal niet worden vergeten bij het laatste oordeel; hij zal triomferen over zijn vijanden. Zijn offergaven zullen dagelijks op het altaar van Re zijn. |
|
Bezwering 134, BM 9900-6
Rechts detail:
Nebseny bidt met zijn dochter staand voor een boot op wiens voosteven een valk met een vlegel en de Witte Kroon is neergestreken.
In de boot staan Shu, Tefnut, Geb, Noet, Osiris, Isis, Horus en Hathor. |
|
|
1 |
Gebaseerd op Ea1 (18de dynastie);met de eerste variant § P 1 toegevoegd uit Aa2 (18dedynastie) en de tweede uit Eb3 (18de/19de dynastie). § T 4 is ook uit Eb3 en § T 5-10 is overgenomen uit Cg4 (21stedynastie) toont N. Re elke dag aanbiddend als het staat voor Re met valkenkop gezeten op zijn troon in zijn bark. Vignette van Aa2 toont N. gevolgd door zijn dochter, biddend voor een bark. Op de voorsteven van de bark is een valk neergestreken die de Witte kroon draagt, op het dek staan Shu, Tefnut, Geb, Noet, Osiris, Isis, Horus en Hathor. (De lijst in T 1 is iets afwijkend) |
Oude Egyptische aangehaalde documenten. |
Symbool |
Datum en beschrijving: |
Zie: |
1 |
Ea |
18de dynastie hiërogliefen papyrus van Nwnw uit Thebe, BM 10477 |
Hunefer etc., British Museum, Catalogus van de Egyptische religieuze papyri |
2 |
Aa |
18de dynastie hiërogliefen papyrus van Nb.sny uit Memphis, BM 9900 (Pap. Burton) |
Bv. BM, foto's van het papyrus van Nebseni (1876), Edouard Naville. |
3 |
Eb |
18de/19de dynastie hiërogliefen papyrus van Any uit Thebe, BM 10470
|
Bv. E. A. Wallis Budge, De Papyrus van Ani (1913) |
4 |
Cg |
21ste dynastie hiëratisch papyrus van GAt~zSn uit Thebe, Caïro |
ibib. II (1914) |
Gebruikte afkortingen |
Ptol |
Ptolemaeïsche periode. |
Pers |
Perzische periode. |
CT |
Coffintexts, sarcofaagteksten. |
BM |
British Museum |
OIP LXXXII |
The Egyptian Book of the Dead documents in the Oriental Institute Museum at the University of Chicago, edited by Thomas George Allen. 1960. |
|
|
|