WELKOM IN VREDE
De goden en godinnen van het oude Egypte

Links

Aantal bezoekers:

Beginpagina algemeen Beginpagina Goden
Beginpagina Farao's

Contactformulier

Voor de vertalingen van de diverse boeken klik hieronder.

Boek der Doden
De Piramide Teksten
Het Boek Amduat

Het Boek der Poorten
Egyptische hemel en hel

 

 
Amduat Boek der Poorten Index Vorig hoofdstuk Volgend hoofdstuk

De Egyptische Hemel en Hel.

Hoofdstuk 3
De hereniging van de gezegenden
en de herkenning van elkaar in de Andere Wereld.

Na het beschrijven van Sekhet-Hetep en de Hallen en Poorten van de Andere Wereld, volgens "het boek van de dagelijkse vooruitgang", PER-EM-HRU oftewel "Het Boek der Doden", kunnen we doorgaan om te overwegen in hoeverre de zielen in Sekhet-Hetep de macht hadden om alkaar te kennen en te herkennen en om van de omgang te genieten met familie en bekenden. Uit vele scenes en passage's is het al geruime tijd duidelijk dat de man de vouw ontmoet en de vrouw de man wederom ontmoette na het graf. Want in het 'Papyrus van Ani' zien we Ani vergezeld door zijn vrouw in het 'Huis van Osiris' en in vele andere plaatsen. En in het 'Papyrus van Anhai' zien we Anhai buigen voor twee gemummificeerde vormen, die haar vader en moeder voorstellen en gezeten in een boot aan de zijde van haar man.
Van het 'Papyrus van Nebseni' weten we dat de bijeenkomst van de overledene met zijn moeder, vader en vrouw vermoedelijk plaats vond op het eiland in de eerste divisie van Sekhet-Hetep genaamd Qenqentet, want hij zegt, "O Qenqentet, ik ben in u binnengegaan en ik heb de Osiris (d.w.z. zijn vader) gezien en ik heb gekeken naar mijn moeder en had verbintenis [met mijn vrouw]".
Andere passage in de PER-EM-HRU geven aan dat de Egyptenaar hoopte om naast zijn vader, moeder en vrouw ook andere mensen te ontmoeten in Sekhet-Hetep. Aldus zegt de overledene in het 52ste hoofdstuk: "Laat mij de macht hebben om mijn eigen velden te beheren in Tattu (Mendes) en mijn eigen gewassen te verbouwen in Aunu (Heliopolis). Laat me leven op brood gemaakt van wit graan en laat mijn bier gemaakt zijn van rood graan en moge mijn voorouders en mijn vader en moeder aan mij gegeven worden als bewakers van mijn deur en voor de inrichting van mijn territorium".
Dit verzoek wordt herhaald in hoofdstuk 189, regels 7 - 9 dat werd geschreven met als doel om te voorkomen dat een man hongerig wordt en daardoor verplicht vuil of slachtafval zou moeten eten.
Uit een andere passage (Hoofdstuk 68, regels 13, 14) is het duidelijk dat de overledene in de Andere Wereld slaven of dienstbodes verwacht te vinden, die hem zouden helpen bij het cultiveren van het land waarvan hij geloofde dat het hem zou worden toegewezen en er is reden om aan te nemen dat zulke wezens voor hem bekend zouden zijn op aarde.
Hij zegt, "Ik heb de heerschappij gekregen over de wateren, ik heb de heerschappij gekregen over het kanaal, ik heb de heerschappij gekregen over de rivier, ik heb de heerschappij gekregen over de ploegsnedes, ik heb de heerschappij gekregen over de mannen die voor mij werken, ik heb de heerschappij gekregen over de vrouwen die voor mij wereken in Neter-Khert, ik heb de heerschappij gekregen over de dingen die voor mij zijn verordend op aarde in Neter-Khert".
Zo zien we dat elke vrome Egyptische hoopte om opnieuw te leven met de leden vanzijn gezin na de dood in
Sekhet
-hetepet.

Nu is het woord met welk de "voorouders` zijn weergegeven in het uittreksel hierboven, `abtu` of `abut` en de vorm en de duidelijke betekenis wijzen op een vergelijking met het gewone Semitische woord voor `vaders`, de determinanten bewijzen dat het woord mensen van beide geslachten beschrijft. Het komt twee keer voor in het PEM-EM-HRU, namelijk in hoofdstuk 52 regel 6 en in hoofdstuk 189 regel 7 en werd door Wallis Budge vertaald in 'personen" in 1896. Het oudste voorbeeld van het gebruik van het woord werd gepubliceerd oor M.P. lacau in Recueil, 1904 blz. 67.

De zeer korte vorm van het gebed van de overledene opdat hij van het gezelschap van zijn vader en moeder mag genieten in Sekhet-Hetep, is het gevolg van een geloof dat zeer oud is en het komt volledig tot uitdrukking in een belangrijk hoofdstuk dat M. Lacau heeft gepubliceerd op basis van de teksten op twee doodskisten uit de 11de dynastie, welke gevonden zijn te Deir El Bersha en zich nu in het Egyptisch Museum te Caïro bevinden. (nrs. 28083 en 28087)
Dit hoofdstuk voorziet ons van enige waardevolle informatie aangaande de hereniging en de herkenning van familieleden en vrienden in Sekhet-Hetep en M. Lacau's uitstekende uitgave van de tekst is een nuttige bijdrage aan de literatuur die speciaal betrekking heeft op Sekhet-Hetep.
De woorden die aan het begin van het hoofdstuk staan, luiden als volgt:

"De bijeenkomst van de voorouders van een man, bij hem in Neter Kher" (een naam van de onderwereld) en de tekst begint met:
"Saluut, Ra! Saluut, Tem! Saluut, Seb! Saluut, Nut! Verleent gij Sepa toestemming opdat hij de hemel (of lucht) moge doorreizen, opdat hij de aarde moge bereizen, opdat hij de wateren moge bevaren, dat hij zijn voorouders moge ontmoeten, zijn vader mag ontmoeten, zijn moeder mag ontmoeten, zijn opgegroeide zoons en dochters mag ontmoeten en zijn broeders en zijn zusters, zijn vrienden mag ontmoeten, zowel mannelijk als vrouwelijk, degenen die als ouders voor hem zijn geweest mag ontmoeten (wellicht zijn ooms en tantes) en zijn verwanten (neven?) en degenen die voor hem werkten op aarde, zowel mannelijk als vrouwelijk en dat hij de concubine moge ontmoeten die hij lief had en kende".


"Zie, O Qema-Ur (d.w.z. Grote Schepper), laat Sepa zich verenigen met zijn volwassen zonen en dochters en met zijn concubines die door zijn hart worden begeert en zorgt gij ervoor dat Sepa herenigd wordt met zijn vrienden, zowel mannelijk als vrouwelijk en met degenen die met hem gewerkt hebben op aarde".
Ën als het gebeurt dat zijn vader zich moet afwenden of afkeren of verwijderen, wanneer hij voor hem zou verschijnen of zijn moeder wanneer zij zich voor hem zou openbaren, wanneer Sepa wenst om herenigd te worden met zijn voorouders en zijn vader en zijn moeder en zijn mannen en zijn vrouwen en als het gebeurt dat er moet worden afgewend of afgekeerd of weggedaan m.b.t. de hereniging van Sepa met zijn kinderen of zijn hereniging met zijn broeders en zusters en met zijn vrienden en met zijn pleegouders en met zijn verwanten en met hen die voor hem gewerkt hebben op aarde, dan waarlijk zal het hart dat is voorzien van woorden van macht moeten worden verwijderd uit Ra en de gekozen runderen t.b.v. het offeren zullen worden verdreven van de altaren der Goden en de plakken brood zullen niet worden in stukken worden verdeeld en de witte plakken brood zullen niet in stukjes worden verdeeld, het vlees-offer zal niet worden gesneden in de goddelijke offer-kamer en voor jou zullen de touwen niet worden opgerold en je boten zullen niet worden bemand.

"Maar als hij bij zijn vader is als hij verschijnt en als hij zijn moeder kan verwelkomen als ze zichzelf zichtbaar maakt en als hij zal worden herenigd met zijn voorouders en met zijn vaders en moeders en zijn mannen en vrouwen en zijn kleine kinderen en zijn geliefden en zijn pleegouders en zijn verwanten en zijn [volwassen] zonen en dochters en zijn concubines, wie zijn hart begeert en zijn vrienden en zij die met hem op aarde gewerkt hebben en als hij al zijn voorouders zal herenigen in de hemel en op de aarde en in Neter-Kher en in de lucht en in Aakeb (d.w.z. een regio van de hemel) en in Hap (de Nijl) en in Akeb (d.w.z. de waterige afgrond van de hemel) en in Het-Ur-Kau en in Tetu en in Tetet(?) en in Pa-Ur en in Abakher en in Abtu, dan waarlijk zullen de plakken brood worden versneden en het witte brood zal in stukken worden gebroken en voorwaar de vlees-offers zullen gesneden worden in de goddelijke offerkamer en voorwaar, touwen worden opgerold en voorwaar, boten zullen bemand worden en voorwaar de 'Boot van Ra' zal voortgaan op zijn weg, geroeid door de zeelieden van Akhemu-Seku en de Akhemu-Urtchu: nu is zijn naam onbekend, zijn naam is onbekend.


"De godin Hathor omhulde Sepa met de magische bescherming van het leven, maar het is Seb die hem uitrustte. De zus van Sepa [en] vrouw [is] de bewaker van het bos van het Grote Veld.
En bovendien zegt de zuster van Sepa , de bewaker van het bos van de Grote Veld:
"Voorwaar, gij zult komen met gejuich en uw hart zal blij zijn  en er zal eten zijn voor Sepa en wind zal aan u gegeven worden, ja uw voorouders hebben dit geboden [om te doen] daarom zal Sepa met blijdschap komen en zijn hart zal blij zijn en zijn voorouders zullen aan hem gegeven worden. En de groten van de voorouders van Sepa zullen komen [om hem te ontmoeten] met vreugde en hun harten zullen blij zijn als ze hem ontmoeten. En ze zullen hun staven in hun handen dragen en hun houwelen en hun gereedschap voor het ploegen en hun metalen wapens van de aarde en zullen hem verlossen van de dingen die de Godin.......... doet en van de acties(?) van Nut en van de machtige dingen die de twee-leeuwen God (Shu en Tefnut) doet aan elke ziel en aan elke God.
De voorouders zullen er voor zorgen dat hij wordt geleverd..........[rubriek]. Moge herenigd worden de voorouders en vader en moeder en pleegouders en verwanten en jonge kinderen en vrouwen en concubines en geliefden (d.w.z. vrienden) mannelik en vrouwelijk en bedienden (d.w.z. slaven) en het eigendom van alles wat behoort aan een man, aan hem in Neter-Kher (de Onderwereld)".

De rubriek eindigt met de woorden: "Touw van Maat, miljoenen keren", waaruit blijkt dat het hele hoofdstuk, waarschijnlijk de rubriek bevattend, was dat het gehle hoofdstuk gezegd moest worden door de persoon die wenst herenigd te worden met zijn vrienden in de Onderwereld, regelmatig en onophoudelijk voor miljoenen keren. De uitdrukkingen shes maat heh en sep komen zeer vaak voor in de Thebaanse versie van het "Boek der Doden".


Een analyse van het bovenstaande hoofdstuk toont aan dat het de uitdrukking van overtuigingen en ideeën over het toekomstige leven is, die behoren tot een zeer vroege periode van de beschaving  en naar een tijd waarin de Egyptenaren de meest primitieve opvattingen over hun Goden er op nahielden.
De eerste paragraaf wend zich tot twee vormen van de Zonnegod en de God van de Aarde en de God van de lucht om de overledene toe te staan om te passeren door de lucht en de aarde en de wateren, voor het ontmoeten van zijn voorouders, moeder, vader, vrouwen, vrouwen van plezier, zonen en dochters van alle leeftijden, broers en zussen, pleegouders ( of misschien ooms en tantes), neven, relaties, vrienden van beide geslachten, "de doeners van dingen", zowel mannelijk als vrouwelijk, etc.

Delen van de tweede paragraaf zijn moeilijk om exact te vertolken, maar het lijkt erop dat daarin de overledene moest zeggen dat in het geval hij verhinderd wordt om te ontmoeten of te herenigen met zijn vader, moeder en andere dierbare familieleden en vrienden, de gebruikelijke brafenisoffers onmiddellijk worden gestaakt. En het hart van Ra die is uitgerust met het woord (van macht) van hem zal worden verwijderd. Als echter aan de andere kant, er voor gezorgd wordt dat hij herenigd wordt met al zijn naaste en dierbare familieleden en relaties en wordt toegestaan om in staat te zijn te reizen om ze te kunnen bezoeken in de diverse heilige steden in de hemel, brood en vlees-offers zullen dan naar behoren worden gemaakt op de aarde voor de Goden en de 'Boot van Ra' zal voortgaan op zijn weg.
M.a.w. de overledene zal blijven offeren aan de Goden die hij noemt, zolang hem is toegestaan om zich te herenigen met zijn familie, maar als hij op wat voor een manier dan ook hierin wordt belemmerd dan dreigt hij dat de voortgang van Ra zal worden belemmerd en dat de God zal lijden onder het verlies van zijn hart met het woord van macht.


De koegodin Hathor wordt gezegd om hem te voorzien van de bescherming van haar magische krachten en de aarde-god Seb dient hem van alles wat hij nodig heeft te voorzien en de bewaker van ons dagelijks brood beloofd dat hij zal worden voorzien van voedsel en lucht in het Grote Veld, omdat de voorouders van de overledene, die er al reeds wonen dit verordend hebben.
Deze zelfde voorouders, zo wordt verklaard, zullen tevoorschijn komen om hem te ontmoeten en als het mogelijk is dat er een eventuele poging gedaan wordt door Seb(?), Nut, Shu en Tefnut om hem te stoppen of te verwonden te verhinderen, zullen ze hun stokken, staven, knuppels en andere wapens in hun handen meebrengen, zodat ze er klaar voor zijn om hun familielid te verdedigen. Ze leiden hem naar hun woonplaats.
Hier hebben we een gode beschrijving van hoe Egyptische boeren altijd een vriend blijken te verdedigen en hoe ze zich altijd bewapenden met knuppels, stokken, stelen van ploeggerei of dorsgerei wanneer een dorpsgenoot gered moest worden uit de klauwen van de vijand of vande autoriteiten en zijn voortgegaan ter assistentie van hem. Niet alleen zullen hun zielen de ziel van hun familielid vededigen in de Andere Wereld, maar ze zullen hem ook verdedigen op exact dezelfde manier, die hun lichaam zou hebben gedaan om zijn lichaam op aarde te verdedigen.
In het gehele hoofdstuk wordt er geen melding gemaakt over Osiris, die in latere tijden de God der verrijzenis werd en het is duidelijk dat de overledene geloofde dat het weerzien met zijn voorouders en familie kon worden bewerkstelligd zonder de hulp van een God, simpelweg door de voordracht van het hoofdstuk "Miljoenen keren met nooit eindigende regelmaat".


De voordracht van het gehele hoofdstuk was niet nodig, want als een man de woorden van de'Rubriek' een oneindig aantal keren zou reciteren dan zou hij niet alleen in staat zijn om met zijn familieleden te herenigen, maar in de Andere Wereld weer in het bezit komen van allerlei soorten goederen waarover hij op aarde de beschikking heeft gehad.
De 'Rubriek' was in feite zo ver terug als 2600 voor Christus, uitgegroeid tot een traditioneel magisch formulier van een zeer krachtig karakter en het moet zijn samengsteld op het moment dat de verblijfplaats van de gezegende verondersteld werd te lijken op het "Grote Veld", waarin de mannen van een dorp bijeenkomen om een feest te vieren en voor de ideeën aangaande Sekhet-Aaru en Sekhet-Hetep, welke we kennen uit "
het boek van de dagelijkse vooruitgang", PER-EM-HRU oftewel "Het Boek der Doden".

We hebben nu voor ons alle belangrijke feiten die nodig zijn voor het vormen van een oordeel over de aard van de hemel, waarop de primitieve Egyptische hoopten en verwachten van te genieten en van de genomen maatregelen door hem om de toelating daarin te verwerven.
Hij heeft de "dienaar van God" of priester, of gekocht of gedwongen of overgehaald om aan hem tegevn, de woorden van macht (kracht), d.w.z. namen van Goden en de magische formules welke hij geleerd had of voor hem had opgeschreven en hij vertrouwde op zijn kennis van deze of kopiën van deze die met hem begraven waren, voor de toelating in de volgende wereld en op de voordracht van hen op de juiste tijden en seizoenen door zijn familie en vrienden en op de offers gemaakt op aarde voor de Goden namens hem.
Eenmaal in de verblijfplaats van de gezegende was hij vrij om te gaan waar hij wilde, om te reizen van de ene
heilige plaats naar de andere, om zijn vrienden te bezoeken, om te eten, te drinken, omte genieten van het gezelschap van zijn vrouwen en de vrouwen van plezier en om zich te verheugen op het familieleven, welk slechts een veredeld duplicaat was
van dat wat hij op aarde gekend had.
De Goden die hij kende leken veel op hemzelf en de omvang en de hartstocht van de verering die hij aan hun besteedde stond precies in verhouding tot de bijstand die zij aan hem verleenden. Zijn grootste angst was dat hij de woorden van macht zou vergeten welke hij had geleerd. Zijn beroep bestond uit het bekijken van de groei van de gewassen, aangezien al het nodige werk werd uitgevoerd door wezens, die al zijn opdrachten uitvoerden.
We gaan nu verder om de verblijfplaats van de gezegende volgens het boek "Amduat" en het "Boek der Poorten" te beschrijven.


Amduat Boek der Poorten Index Vorig hoofdstuk Volgend hoofdstuk


Disclaimer: Aangezien deze vertaling is gemaakt van een vertaling daterend uit 1905 van dhr. E. A. Wallis Budge, welke in het oud-Engels is geschreven, kan ik niet garanderen dat alles 100 procent juist is vertaald en tevens niet garanderen dat hij alles goed heeft vertaald. U zult dan ook af en toe een begrip in het Engels aantreffen waarvoor ik geen zinnige vertaling kon bedenken. Navraag bij een Dr. in de egyptologie levert de bevestiging op dat de transcripties van Wallis Budge niet geheel correct zijn en dus fouten bevatten.

Met vriendelijke groeten,
André de Ruiter

 

 

 

 
Rechts