|
De Egyptische Hemel en Hel.
Hoofdstuk 13 (deel 2) |
Tiende divisie van de Duat |
2. Het koninkrijk van TEMU-KHEPERA-RA,
volgens het boek der Poorten. |
In de tiende Divisie of uur, die AFU-RA binnengaat zodra hij de Poort genaamd TCHESERIT en bewaakt door de monsterslang SETHU ervan is gepasseerd, lijkt het er op dat de reconstructie van de Zonnegod heeft plaatsgevonden.
De God AFU-RA wordt net zoals voorheen gesleept door de Goden van de Duat en in deze Divisie lijkt al het gevaar te zijn verwijderd van zijn pad. Aan het begin staat UNTI, met twee sterren en hij verlicht de bovenste hemel, daarna komen vier Godheden van vlam en vuur die met AFU-RA reizen en hem licht geven. Zij worden gevolgd door drie sterrengoden, die een kleine boot in hun richting trekken, met er in een gezicht dat is bestemd voor Aten of de Zonneschijf.
De gevleugelde slang SEMI fungeert als een gids voor de God. BESI de Vlamgod verzamelt vuur om in de nieuwe zon te stoppen. ANKHI, de God der tijd, in de vorm van een slang met twee gezichten die in tegenovergestelde richting kijken, verordent de lengte van het leven van de nieuwe zon. De vier Godinnen roepen, "Treed binnen, O Ra! Saluut, komt O Ra!" en de MEHEN slang met daarboven de God HORUS-SET met één boog in het donker en de andere in het licht, leidt de God naar het Oosten der hemel. |
Aan de rechterkant van het pad van AFU-RA bevinden zich de 12 AKHEMU-SEKU goden, elk met zijn peddel. Zij worden elke dag geboren en nadat de nieuwe Zonnegod heeft plaatsgenomen in zijn Boot, vergezellen zij hem en fungeren als zijn matrozen.
Achter hen zijn 12 Godinnen die helpen met het slepen van de Boot van AFU-RA vlak voor zonsopkomst. Dan komt een God van de Poorten van de Duat, de kapitein van de Goden in de Boot. Twee Goden die de koers der sterren regelen. Een sterrengod in de vorm van een aap. Het Oog van Ra, die zichzelf verenigt met het gezicht van Ra. En de bewaker van de Poort van deze Divisie, die zijn plaats niet verlaat. Alle andere Goden reizen voort richting de dag met AFU-RA. |
Aan de linkerkant van het pad van AFU-RA zien we opnieuw de slang Apep. Om zijn hals is een ketting bevestigd, die is vastgegrepen door de handen van de vier SETEFIU Goden en de 12 TCHATIU Goden en door de kolossale hand AMEN-KHAT en die over een vijftal slangen gaat, aan elk waarvan die is bevestigt middels een kleine keten, het verdwijnt in de grond voor de voeten van de God KHENTI-AMENTI. Verbonden met de vijf kleine ketens zijn figuren van Seb en de vier kinderen van Horus of Osiris namelijk Mest, Hapy, Tuamutef en Qebehsennuf.
Dicht bij het lichaam van Apep en liggend naast de keten die aan hem verbonden is, is de Godin SERQ. Aan de voorzijde wordt Apep aangevallen door de ANTIU en HENATIU Goden die gewapend zijn met messen en stokken met gekrulde uiteinden.
We hebben in de negende Divisie gezien hoe Apep werd verdoofd door de SAIU en andere beoefenaars der magie, maar hier is het duidelijk dat de nederlaag van het monster nagenoeg voltooid is. Nu dat hij is verwijderd van de weg van AFU-RA en geketend is, kan de grote God zijn reis in vrede voortzetten. |
Disclaimer: Aangezien deze vertaling is gemaakt van een vertaling daterend uit 1905 van dhr. E. A. Wallis Budge, welke in het oud-Engels is geschreven, kan ik niet garanderen dat alles 100 procent juist is vertaald en tevens niet garanderen dat hij alles goed heeft vertaald. U zult dan ook af en toe een begrip in het Engels aantreffen waarvoor ik geen zinnige vertaling kon bedenken. Navraag bij een Dr. in de egyptologie levert de bevestiging op dat de transcripties van Wallis Budge niet geheel correct zijn en dus fouten bevatten.
Met vriendelijke groeten,
André de Ruiter |
|
|
|