WELKOM IN VREDE
De goden en godinnen van het oude Egypte

Links

Aantal bezoekers:

Beginpagina algemeen Beginpagina Goden
Beginpagina Farao's

Contactformulier

Voor de vertalingen van de diverse boeken klik hieronder.

Boek der Doden
De Piramide Teksten
Het Boek Amduat

Het Boek der Poorten
Egyptische hemel en hel

 

 
Het eerste uur uit het "Amduat"


Am-tuat

(Links) De boot van Af, de dode Zonnegod. (Rechts) De Maati goddinnen. Neken-f.

Hoofdstuk 1

De eerste afdeling van de Duat (Tuat), genaamd Net-ra.
In de scene die het eerste deel van de Tuat illustreerd, die wordt doorkruist door de zonnegod in het eerste uur van de nacht, zien we dat het centrum van het middelste deel is opgedeeld door een rivier die er langs stroomt. In het bovenste deel is de boot van de dode Zonnegod AF, in de vorm van een `regen-koppige' man, hij draagt een schijf op zijn hoofd en staat in een schrijn in de `Sektet" boot, d.w.z. de boot waarin de God reist van het middaguur tot zonsondergang.
Aan de voorzijde van het heiligdom in de boot staan de drie godheden AP-UAT, Saa en de "VROUWE VAN DE BOOT" die op haar hoofd een schijf en horens draagt.
Achter het heiligdom staan vijf Goden, elk met het hoofd van een man. De namen van de eerste vier zijn: HERU-HEKENU, KA-SHU, d.w.z. de dubbelganger van Shu, Nehes, d.w.z. "de uitkijk" en Hoe. De vijfde is de stuurman Kherp.
Op de voorsteven van de boot hangt volgens sommigen een tapijt, volgens anderen is het een rieten mat.

Am-Tuat

De goden Khenti-Amentet, Sekhet, Sebeteh-ur, de Vier-Voorwaarden en Tcha-Unnut.

Op de voorzijde van de boot marcheren:
1. De 2 Godinnen Maat, de één het Zuiden van Egypte voorstellend, de ander het Zuiden van Egypte.
2. De NEKENT-F, met een speer of een mes in zijn linker hand.
3. De God KHENTI-AMENTET, gebaard en in een mummievorm,de Witte Kroon en de `Menat" dragend.
4. De God Sekhet of zoals hier geschreven Sekhmet, met leeuwinnekop.
5. De God SEHETCH-UR, met ramskop.
6. De Vier voorwaarden, de eerste is genoemd UT-METU-RA, de tweede UT-METU-TEM, de derde UT-METU-KHEPERA en de vierde UT-METU-ASAR.
7. De leider van het bedrijf, die wordt genoemd TCHA-UNNUT met aan zijn zijde een slang, genaamd SA (?), die staat op zijn staart.

Am-tuat

De boot van de geboorte van Osiris,
met slangen en goden.

De naam van dit gebied is `MAATI'. Deze God arriveert in de Sektet boot, hij baant zich een weg door het hof van de stad, welke 220 maateenheden lang is, welk hij doorreist naar Urnes. Hij waadt door het water, welk 300 maateenheden in omvang is en hij schenkt dit gebied aan de Goden die hem volgen. NET-RA is de naam van dit gebied, ARNEBAUI is de naam van de bewaker van dit gebied. Deze God begint de woorden te verklaren in deze regio, die het `lot' voorstellen van zij die in de Tuat verblijven.

In het onderste deel van het middendeel hebben we een andere boot, met in het centrum daarvan een kever, aan de ene kant van de kever is een God met zijn knieën in de richting van de boeg van de boot, maar met zijn kop achter hem en zijn handen opgeheven in aanbidding van de kever, en aan de andere is een God die ook zijn handen heeft opgeheven in aanbidding van hetzelfde object. De legende luidt: "De totstandkoming van Osiris", aangezien de boot geen rieten mat of tapijt aan de voorsteven heeft hangen mogen we er van uitgaan dat het bedoeld is als voorstelling van de Atet of Matet-boot, d.w.z. de boot waarin de zonnegod over de hemel reist van zonsopgang tot 's-middags.

Am-tuat

Goden in processie op
de boot van de geboorte van Osiris.

Aan de voorzijde van de boot glijden drie slangen, die worden genoemd SEK-RE, SEFA en NEPEN, met daarvoor een viertal manhoofdige Goden en twee Goden met een havikskop, elk met een slang in hun linker hand, een God genaamd NEBTI, die in elke hand een staf vasthoudt, Net of Neith, Godin van het zuiden en de geitgodin ARTET. De twee goden met de havikskop heten TCHATUI en METI en de vier volgende Goden heten, ABENTI, BENBETI, SEKHTI en SEKHET(?).
De verklaring van deze scene door de horizontale lijn van hiërogliefen aan de bovenkant, deze luidt:
[De God komt naar] het Hof, hij passeert het in de gedaante van een ram en hij doet daar zijn transformaties. Nadat hij dit Hof is gepasseerd, gaan de doden in zijn gevolg niet [met hem mee] en blijven in dit Hof en hij sprak woorden tot de Goden die daar verblijven. Indien er duplicaten van deze dingen worden gemaakt volgens de verordeningen van `het verborgen huis' en op de wijze van wat is uitgesproken in `het verborgen huis' zullen ze optreden als de magische beschermers voor de man die hunn gemaakt heeft.

Am-Tuat

Links, de 9 apen-bewakers.
Rechts, de 12 Godinnen van de poorten.

In het bovenste register bevinden zich het volgende:

Negen apen, die worden beschreven als:
"De Goden die de poorten openen voor de Grote Ziel".
Hun namen zijn:
1. UN-TA, 2. BA-TA, 3. MAA-EN-RA, 4. ABTA, 5. ABABEN,
6. AKEN-AB, 7. BENTH, 8. AFA, 9. TCHEHTCHEH


12 Goddelijke wezens, die worden beschreven als:
"De Godinnen die de poorten der Aarde openvouwen".

Hun namen zijn:
1. QAT-A, 2. NEBT-MEKET, 3. SEKHIT, 4. AMENT-URT,
5. SHEFTU, 6. REN-THETHEN, 7. HEKENT-EM-SA-S,
8. QAT-EM-KHU, 9. SEKHET-EM-KHEFIU-S, 10. HUIT,
11. HUNT, 12. NEBT-ANKH

Am-Tuat

Links, de 9 vereerders van Ra.
Rechts, de 12 Godinnen die Ra loodsen.

Negen zittende Goden, elk met zijn handen omhoog ter aanbidding van Ra. Men noemt ze:
"De Goden die Ra eren". De eerste 3 hebben een mensenhoofd en heten, HETCH-A, MAA-A en HES-A,
de volgende 3 hebben en Jakhalskop en heten,
NEB-TA-TESHER, AP-UAT en AP-SEKHEMTI, de laatste 3 hebben een krokodilkop en heten, TCHAT-TUAT, SEKI
en SEKHEM-HRA.

12 Goddelijke wezens in de vorm van vrouwen, die worden beschreven als:
"De Godinnen die de Grote God loodsen".

Hun namen zijn:
1. TENTENIT, 2. SBAI, 3. MAT-NEFERU-NEB-SEB,
4. KHESEFET-SMATET, 5. KHUAI, 6. MAKET-ARI-S,
7. URT-AMT-TUAT, 8. HER-AB-UAA-SET, 9. MESPERIT,
10. USHEM-HAT-KHEFTIU-S, 11. SHESET-KERH-MAAKET-NEB-S, 12. TESET-TESHERU.

Am-Tuat

Links, de 9 zingende apen.
Rechts, de 12 lichtgevende uraei.

In het onderste register bevinden zich de volgende:
Negen zittende apen, die worden omschreven als de "Goden die zingen voor Ra als hij de Duat binnengaat".
Hun namen (slechts 6 van de 9 zijn bekend) zijn:
1. AM-KAR, 2. KHENTI-SHE-F, 3. HEN,
4. HEKEN-EM-BEN-F, 5. ?, 6.?, 7. HETHI,
8. PA-THETH, 9. ?

12 vuurspuwende slangen, die worden beschreven als "Zij die licht maken in de duisternis van het Duat".
Hun namen (slechts 11 van de 12 zijn bekend) zijn:
1.
BESIT, 2. HETEPIT, 3. ?, 4. KHUT-MU, 5. HESEQ-KHEFTI-SET, 6. NEFERT-KHA, 7. MERT-NESER,
8. BEHENT, 9. AP-SHE, 10. NESERT, 11. AP-AST,
12. SHENIT.

Am-tuat

Links, de 9 vereerders van Ra.
Rechts, de 12 godinnen die voor Ra zingen..

9 Goden met een mannenhoofd, met hun handen in aanbidding opgeheven, zij worden beschreven als
"Goden die eren [Ra}, de Heer van het Gezelschap der Goden".
Hun namen zijn:
1. KA-TUAT, 2. HETEM-AB, 3. ARA, 4. AAU,
5. HEMHEM, 6. KA-NETERU, 7. TUATI, 8. HEKENNU-RA, 9. AA-ATER.

12 Godinnen, met hun armen naar beneden hangend,
die worden beschreven als "Zij die Ra eren als hij voorbijgaaat aan Urnes".
Hun namen zijn:
1.
MAA-NETER-S, 2. ART-NETER-S, 3. HEKENT, 4. NET,
5. APERT-RE, 6. AB, 7. NEBT-HET, 8. HRA-SENI,
9. TEFNUT, 10. NUTET, 11. AMENT, 12. AST.

De toespraak die de Zonnegod houdt voor de Goden van het eerste Gebied van de Duat luidt als volgt:
De Grootsheid van deze God houdt stand nadat hij zijn positie bij het Hof heeft infgenomen en hij spreekt de daar aanwezige Goden toe, zeggend "Gij open uw deuren voor mij en laat mij bineen in uwer Hoven! Geeft uw licht aan mij en maak van uw zelf loodsen voor mij, O, gij die tot staand kwamen uit mijn leden, mijn woord was uitgegaaan naar u. Gij zijt uit mijn lichamen gemaakt, ik heb je gemaakt, je gevormd door mijn ziel, ik heb u geschapen, ik heb je gemaaakt d.m.v. mijn charmes. [En] ik ben gekomen om mij te wreken met het bloed van mijn leden die tegen mij in opstand zijn gekomen en ik zal daatgene vernietigen wat daar voor is gemaakt. Ik zal perfect met de.................. van mijn vormen OSIRIS KHENTI MENTI. Open voor mij de deuren met je handen, O, gij APES, ontvouw voor mij de Portalen van de Hoven, O, gij APES [en verwelkom] de Goden [of Godinnen] die zijn onstaan uit mijn Goddelijke Zielen. Komt gij tot stand, komt gij tot stand voor? KHEPERA, O, gij die uw leven heeft aan het hoofd van de Duat. Sta op gij, in Urnes en versterkt gij uzelf op de geheime zandbanken daarvan en gij werkt voor de Goden van de Duat als bewaker in het Hof, beheerst gij uw plannen in uw zetels, in uw domeinen en in uw Gebieden."
De Goden van dit Hof zeggen tegen Ra, "O grote God [de deuren] zijn geopend voor u en de portalen van het geheime `Ament' zijn open gegooid voor u, de deuren van Nut, de Grote zijn wijd opengegooid voor u, verlict gij de duisternis der nacht (of dikke duisternis), voorzien in dat wat is in de plaats der vernietiging en benadert gij de plaats in uwen naam van Ra, waar OSIRIS KHENTI MENTI is. Er is een schreeuw van vreugde voor Ra bij de ingang tot de deuren der Aarde(?). Lof behoort u toe en maakt gij het licht perfect en treedt gij [binnen middels de woonruimten] in het Grote Land. De Apen (AMBENTI) openen de deuren voor u, de Apen (AMHETETU) ontvouwen de portalen voor u, de slangen zingen en loven u en de heilige slangen verlichten uw duisternis voor u............. O, Ra, de Godin van het uur komt tot u, de twee Ziels Godinnen trekken u mee in uw vorm en gij neemt uw positie in op het terrein van dit Veld van [dit] land.
Gij hebt bezit genomen van de nacht en gij zult de dag brengen en [gij] maakt evenzo lange uren en uw boot komt tot rust. Gij legt beslag op het graan van de God HENBET in uw geheime plaats(?) NET. Gij opent NET-RA, "Gij onthult de God TCHEBA, de uraeus Godinnen (NETERIT) van URNES geven u bijval, de uraeus Godinnen (NEHENUIT) schrijven u lof toe, uw woord is de regel tegen uw vijanden, gij legt beproevingen op aan degenen die zijn veroordeeld.

De Grootsheid van deze God uit woorden, nadat hij in het Hof is aangekomen, hij voert strijd bij het vestingwerk van het Hof, de deuren van dit [Hof] zijn sterk, zeggende: "Sluit [jullie deuren] met jullie grendels". Gij kom naar mij, beweegt u tot mij, baant gij uw weg [naar mij] en gij zult op uw plaats verblijven. Maakt gij stelling op de oevers van de rivier [URNES] "Deze Grote God passert hem en zij (d.w.z. de Goden) jammeren wanneer hij langs hun gaat in het Veld van URNES. [De Godin van] dit uur die hem [de Grote God] leidt door dit Hof is, USHEM-HAT-KHEFTIU-NU-RA.

Voor het tweede uur van de nacht, ==>Lees hier verder.....

 

Disclaimer: Aangezien deze vertaling is gemaakt van een vertaling daterend uit 1905 van dhr. E. A. Wallis Budge, welke in het oud-Engels is geschreven, kan ik niet garanderen dat alles 100 procent juist is vertaald en tevens niet garanderen dat hij alles goed heeft vertaald. U zult dan ook af en toe een begrip in het Engels aantreffen waarvoor ik geen zinnige vertaling kon bedenken. Navraag bij een Dr. in de egyptologie levert de bevestiging op dat de transcripties van Wallis Budge niet geheel correct zijn en dus fouten bevatten.

Met vriendelijke groeten,
André de Ruiter

 

 
Rechts