De teksten in de piramide van Pepi I, de derde koning van de zesde dynastie (ca. 2306-2256), zijn het meest veelomvattend van alle bronnen van het Oude Rijk. Gegraveerd van de west muur van de voorkamer naar de dalende doorgang, vullen ze 2263 kolommen en regels met tekst, bijna 10% meer dan in de piramide van Pepi II, die de daarna grootste is en 3½ keer meer dan in de piramide van Unas, welke de minste teksten bevat. Het woordarchief van Pepi I zette ook een nieuwe standaard neer voor de tentoonspreiding en de inhoud van bezweringen, wat grotendeels door zijn opvolgers is nagevolgd.
De onderbouw is in verschillende delen gegraveerd en een paar secties zijn verwijderd en opniew gedaan. Van zijn 26 gegraveerde muren, zijn er slechts 11 redelijk intact geblevena. Echter de vernielde muren zijn onlangs gereconstrueerd met vrijwel al z'n fragmenten door de Franse archeologische missie in Sakkara. Met als resultaat dat de teksten nu vrijwel in z'n geheel beschikbaar zijn.
Het einde van het westelijk deel van de grafkamer is gewijd aan een serie bezweringen voor het aanbevelen van het lichaam van de koning aan Noet (Bezweringen 4 - 63).
De Offer en Insigne Rituelen (Bezweringen 65 - 253) bezetten
het gehele oostelijke deel van de noordmuur, gerangschikt in vijf registers.
De oostmuur van de grafkamer is van boven naar beneden gegraveerd met teksten aangaande het vertrek van de geest uit de Doeat (een
herhaling van bezwering 48, gevolgd door de bezweringen 291 - 308).
Net als in de andere piramiden is de westmuur van de voorkamer gewijd aan teksten aangaande de entree van de geest in het Akhet (Bezweringen 314 - 339).
De passage naar de serdab
is gegraveerd met het Ochtend Ritueel (Bezweringen 361 - 368).
De oostmuur van de voorkamer is gewijd aan bezweringen aangaande het veiligstellen van de voeding voor de nieuwgeboren geest
en het beschermen van zijn hergeboorte (Bezweringen 369 - 415).
De teksten op de noordmuur van de voorkamer gaan over het vertrek van de geest uit het Akhet (Bezweringen 416 - 446). Met één uitzondering (Bezwering 430).
De gallerij noordwaarts uit de voorkamer is verdeeld in drie delen, zuid, midden en noord.
Het zuiddeel bevat twee bezweringen, geadresseerd aan de geest als het de voorkamer verlaat (Bezweringe 447 - 448).
Het middendeel is vrijwel geheel gegraveerd met persoonlijke teksten aangaande de reis van de geest
naar de hemel (Bezweringen 449 - 462).
Het noorddeel heeft overeenkomstige bezweringen op de westmuur (Bezweringen 463 - 482), de oostmuur bevat een bezwering ter bescherming voor de tombe,
attenties aan de geest en een imprecatie tegen de bewaker van de deur aan het einde van de gallerij (Bezweringen 483 - 485).
Op de zuidmuur van de vestibule
begint met een unieke serie bezweringen, klaarblijkelijk aangepast van een rite uitgevoerd op een beeld van de overledene, welke mogelijk in deze ruimte heeft gestaan (Bezweringen 486 - 494). De overige teksten op de muur zijn bedoel om de geest toe te staan om de deur aan het eind van de vestibule te openen (Bezweringen 495 - 499).
De teksten op de west en oost muur van de vestibule vormen een serie bezweringen die referen naar de dagelijkse passage van de geest door deze ruimte. Bezweringen (495 - 517) aan het zuidelijke einde van de westmuur zijn persoonlijke teksten bedoelt om de geest te vergezellen tijdens zijn opduiken bij de dageraad.
De overige teksten op deze muur en op de oostmuuer zijn afwisselend persoonlijk of adresserend aan de overleden koning.
Van het noordelijk deel van de westmuur tot het zuidelijk deel van de oostmuur , gaan ze over de herintrede van de geest in de tombe tijdens
de schemering (Bezweringen 518 - 525 en 526 - 535).
Het noordeinde van de oostmuur handelt over de hergeboorte van de geest tijdens de dageraad, eindigend met een bezwering die mogelijk is gericht aan de bewakers van de deur aan het noordeinde van de ruimte (Bezweringen 536 - 558). De noordmuur van de vestibule in niet gegraveerd.
Pepi's piramide is blijkbaar de enige waarin teksten zijn gegraveerd
buiten de vestibule, op de de muren van de stijgende galerij. Zoals de galerij leidend van de voorkamer naar de vestibule, het beschreven deel van deze galerij is gescheiden in twee sectie's, zuid en noord, door een onbeschreven sectie op de muur.
Beide muren zijn echter behoorlijk beschadigd en er bevinden zich significante hiaten in elk deel.
De westmuur van de stijgende galerij gaat door met het thema van het tevoorschijn komen van de geest tijdens de dageraad (Bezweringen 559 - 568).
De oostmuur opent met een serie bezweringen gevonden op de oostmuren van Teti's grafkamer en voorkamer (Bezweringen 569 - 577) en vervolgt na een hiaat, met bezweringen ter bescherming en acceptatie in het goden gezelschap (Bezweringen 578 - 589).
|