Net als die van Teti zijn de teksten in de piramide van Merenre, opvolger van Pepi I en de vierde farao van de 6de dynastie, erg fragmentarisch en voorlopig niet compleet gepubliceerd.
In de onderbouw van de piramide zijn 20 muren bekend of men vermoed het dat deze voorzien waren van teksten, maar slechts de helft er van heeft het min of meer intact overleefd.a
De
locatie en de volgorde van de PT van Menrenre zijn dus onzeker net zoals die van Teti.
Menrenre's teksten gaan door
met de gewoonte van Pepi I door te refereren naar de koning met zijn troonnaam (Nemtiemzaf "Nemti is zijn Aegis") alsmede zijn persoonlijke naam (Menrenre "Hij Die door de Zon wordt Verlangd"), maar in dit geval worden de twee namen tezamen gebruikt i.p.v. alternatief.
De volledige
titularis verschijnt op de buitenzijden en het deksel van de sarcofaag en in een horizontale band op de onderkant van de westmuur van de grafkamer (bezweringen 1 en 2).
Het wetelijke eind van de grafkamer is net als die van Pepi I gewijd aan een reeks bezweringen van het aanbevelen van het lichaam van de koning aan Noet (bezweringen 3-57).
De oost sectie van de noordmuur bevat het Offer Ritueel in meerdere registers en tenminste twee bezweringen over het Insigne Ritueel (bezweringen 58-181 en 182-183). De corresponderende sectie van de zuidmuur was beschreven met het basis Wederopstandings Ritueel, gevonden in de piramide van Unas en van het uitgebreide ritueel gebruikt door Pepi I (bezweringen 184-205). Beide muren zijn vernietigd en niet gepubliceerd m.u.v. twee fragmenten van de noordmuur.
De oostmuur is grotendels intact. Op de gevel en in de horizontale lijn onder zijn de laatste bezweringen van het uitgebreide Wederopstandings Ritueel te vinden (bezweringen 214-223). De teksten op de oostmuur beginnen met de conclusie van de Offer en Wederopstangs rituelen (bezweringen 217-223).
De overige bezweringen op deze muur zijn allen persoonlijk van aard, een reactie vormend op het Offer Ritueel, oorspronkelijk bedoeld om te worden uitgesproken door de geest zelf (bezweringen 224-250). De meeste van de bezweringen behorend tot de vernietigde muren van de passage naar de voorkamer zijn genoteerd op papier, edocht het restant van de tekst zelf zijn nog niet gepubliceerd. Deze gaan over de passage van de geest van de Doeat naar het Akhet (bezweringen 251-259).
De westmuur van de voorkamer is opgedeeld in twee secties, gevel en muur. De muur bevat de facilitatie van de geest z'n entree in het Akhet (bezweringen 260-276). De tekst gaat door op de zuidmuur, deze muur is echter grotendeels vernietigd, twee fragmenten (bezweringen 277-278) zijn hiervan gepubliceerd, een derde fragment met bezweringen 279-280 staat in Sethe's editie over de PT, deze gaan allen over de passage van de geest door het Akhet.
De oostmuur van de voorkamer opent met de bezweringen over het Ochtend Ritueel (bezweringen 283-299), welke de gevel, horizontaal en het begin van de muur innemen. Na een leegte gaat het verder met bezweringen ter bescherming van de wedergeboorte van de geest (bezweringen 300-319). Een tweede leegte scheid deze bezweringen van twee andere bezweringen over het zekerstellen van de toegang van de geest tot
de voeding (bezweringen 320-321).
De laatste bezwering op de oostmuur begin een serie die voortgaat op de noordmuur van de voorkamer, bedoeld om de geest te laten voortgaan naar het einde van het Akhet (bezweringen 322-330). De noordmuur zelf is vernietigd en tot dusver niet gepubliceerd, maar de volgorde van sommige van zijn teksten zijn genoteerd, met significantie gaten van 15 en 22 kolommen er in.
Menrenre's gallerij is voorzien met tekstenook gebruikt in de gallerij van de piramide van Pepi I (bezweringen 331-335). Het middelste stuk bevat teksten om het de geest mogelijk te maken om naar de hemel te reizen (bezweringen 336-362) en het noordeinde, slechts deels gepubliceerd bevat de teksten voor het toetreden tot de goden (bezweringen 363-374).
De drie bezweringen op de zuidmuur van de vestibule ropen de overleden geest van de koning op bij dageraad (bezweringen 375-377). Er zijn geen bezweringen genoteerd voor de vernietigde westmuur van deze kamer. De rest van de bezweringen gaan over het thema van het verschijnen tijdens de dageraad, bedoeld om door de geest zelf te worden uitgesproken (bezweringen 378-399).
|