WELKOM IN VREDE
De goden en godinnen van het oude Egypte

Links

Aantal bezoekers:

Beginpagina algemeen Beginpagina Goden
Beginpagina Farao's

Contactformulier

Voor de vertalingen van de diverse boeken klik hieronder.

Boek der Doden
De Piramide Teksten
Het Boek Amduat

Het Boek der Poorten
Egyptische hemel en hel

 

 
Amduat Boek der Poorten Index Vorig hoofdstuk Volgend hoofdstuk

De Egyptische Hemel en Hel.

Hoofdstuk 4
Het boek Amduat en het Boek der Poorten.

'Amduat of Sham Amduat, d.w.z. het "Boek van wat er is in de Duat", is de naam die door de Egyptenaren is gegeven aan het grote begrafenisboek, waarin de priesters van Amen de Andere Wereld beschrijven op basis van de opvattingen van hun orde en de passage van hun God Amen-Ra door het mysterieuze land dat hij doorkruist gedurende de uren van de nacht.
Haar doel was in de eerste plaats om de volgelingen van Amen en anderen te imponeren, met het idee van de absolute suprematie van die God in het rijk van de doden en om te tonen dat alle Goden van de doden op elke plaats van de heengegane zielen door heel Egypte hem eer betoonden in één of andere vorm en in ruil daarvoor bepaalde privelege's kregen van hem.
En in de tweede plaats, het boek zijnde een echte gids voor de Onderwereld, met afbeeldingen van zijn diverse divisies en van de Goden en demonen in allerlei soorten die men daar tegen komt, was van onschatbare waarde voor de gelovigen, die in staat waren om ervan te leren terwijl zij op aarde leefden, om hun weg te vinden van deze van deze wereld naar de volgende en hoe de wezens te identiceren die proberen zullen om hem de weg te versperren en wat ze tegen die wezens dienen te zeggen.

Het boek Amduat was een ellenlang werk en een volledige kopie nam behoorlijk veel plaats in beslag, zowel op muren als op papyrus en aangezien arme mensen zich geen grote graven met kamers en gangen, groot genoeg voor al haar teksten en afbeeldingen, konden veroorloven, waren ze gedwongen om tevreden te zijn met secties van het boek en uittreksels er van.
De behoefte aan een verkorte versie van het werk werd gevoeld in een relatief vroege periode nadat het boek in algemeen gebruik was genomen en het is daarom niet verwonderlijk dat de priesters alle feiten verzamelden, die absoluut noodzakelijk waren voor de ziel die op zichzelf moest reizen door de Andere Wereld en die in een klein boek noteerden dat voor het gemak de "Samenvatting van Amduat" mag worden genoemd. In deze "Samenvatting" zijn alle ellenlange toespraken van Amen-Ra, de antwoorden van de Goden en natuurlijk alle afbeeldingen weggelaten.

De oudste exemplaren van het boek Amduat zijn gevonden in de graven van Thoetmosis III, Amenhotep II en Amenhotep III te Thebe.


Het meest complete en best geïllustreerde exemplaar is dat wat is gevonden op de muren van het graf van Seti I in Thebe, hier hebben we elf van de twaalf hoofdstukken van het Boek Amduat en de eerste zes divisies van de samenvatting van het werk. De teksten en afbeeldingen van deze mooie kopie zijn volledig gepubliceerd door M.Lefebure, bijgestaan ​​door MM. Bouriant, Loret en Naville. En M. Maspero heeft het werk vertaald en uitvoering besproken in één van de belangrijkste van zijn duidelijke proefschriften aangaande de Egyptische mythologie.
Het volgende meest volledige exemplaar is aangetroffen in het graf van Ramses VI en voorziet ons
van elf divisies, maar de tekeningen zijn minder zorgvuldig en de teksten zijn minder nauwkeurig en ze bevatten tal van aanvullingen die de overtuigingen van een latere periode 
lijken te vertegenwoordigen. De geschiedenis van het boek Amduat laat ons zien dat de Egyptenaren het net zo behandelen als zij hun oudere "Boek der Doden" behandelen, allereerst kopieerden ze het op de muren van tombes, dan op de zijkanten van stenen sarcofagen en houten doodskisten en vervolgens op rollen papyrus. We hebben gezien hoe de koningen van de 18de en 19de dynastiën het op de muren van hun tombes hebben gekopieerd en het moet nu worden opgemerkt dat Ramses III zijn rood granieten sarcofaag versierd heeft met scenes die betrekking hebben op het verloop van de zon in de 'Andere Wereld'. Deze sarcofaag is bewaard in het Museum van het Louvre in Parijs en het deksel is
in het Fitzwilliam Museum in Cambridge.
Andere sarcofagen, voorzien van afbeeldingen en teksten uit het boek Amduat, die genoemd mogen worden zijn: 1. Horus, zoon van Tarut en Sekhet, 2. Tchet-Hra, een priester van Ptah, 3. Qem-Hap, de zoon van Takhaau en Nekht-Neb-f. Nu, terwijl op de muren van graven en de zijkant van sarcofagen, de divisies 1 t/m 11 worden gevonden, zijn op papyrus alleen de divisies 9 t/m 12 aangetroffen. Aldus het Louvre papyrus nr. 3071, die het onderwerp was van een speciale studie door Deveria en Pierret en het Turijnse papyrus gepubliceerd door Lanzone en het Leidse papyrus nr. T71, bevatten alleen de laatste 4 divisies.
Het Leidse papyrus T72 bevat de divisies 10, 11 en 12, Het Berlijnse papyrus nr. 3001 bevat de divisies 9, 10 en 12 en het Berlijnse papyrus 3005 bevat alleen de divisies 10 en 11. Er bevinden zich verschillen papyri in het Britse museum met vergelijkbare selecties erop.

De belangrijkste autoriteiten voor de tekst van de samenvatting van Amduatzijn die M. Jéquier heeft geraadpleegd bij het opstellen van zijn uitgave, namelijk het Berlijnse papyrus nummer 3001, het Leidsepapyrus T. 71, het Louvre papyrus nummer 3071, het papyrus van Turijn, uitgegeven door Lanzone en natuurlijk het graf van Seti I, die de tekst van de eerste zes divisies geeft.
De meest waardevolle van deze is het Leidse papyrus T71, waarvan een uitstekende reproductie met een complete vertaling werd gepubliceerd door Drs. Pleyte en Boeser in 1894. In dit papyrus vult de tekst van de samenvatting slechts 119 korte kolommen en de grote populariteit van dit werk blijkt uit het feit dat de priesters van Amen werden aangezet om alle belangrijke delen van het Amduat te comprimeren in een zo klein mogelijk kompas (wegwijzer).
Vergelijkbaar in vele details, maar zeer verschillend van het boek Amduat op het punt van de fundamentele leer is het grote werk der begrafenisplechtigheid, waaraan de namen "Boek van het Beneden-Halfrond", "Boek van hades" en "Boek van de hel" zijn gegeven.
Een blik op de afbeeldingen die de teksten van dit boek begeleiden is voldoende om aan te tonen dat het gaat over de passage van de Zonnegod door de 'Andere Wereld', gedurende de uren van de nacht, maar zoals lange tijd geleden al is aangegeven door M. Maspero, het is verkeerd om deze regio waardoor de God passeert "Beneden-Halfrond" te noemen, want dat suggereerd dat het onder de oppervlakte van de aarde is en dat is niet het geval. Er is ook veel te zeggen tegen de titels "Boek van Hades" en "Boek van de Hel", onder de prominente karakteristieken die het boek onderscheid van het boek Amduat bevinden zich een reeks van poorten, zal het handiger en meer correct zijn om het "Boek der Poorten" te noemen. De vorm waarin we dit werk als eerste leren kennen, is duidelijk niet ouder dan de 18de of 19de dynastie, maar vele onderdelen ervan zijn veel ouder.

Als het boek Amduat werd samengesteld met de visie van de bevestiging van de absolute suprematie van Amen-Ra in de Andere Wereld, dan was het Boek der Poorten samengesteld om te bewijzen dat, ondanks de pretenties van de priesters van Amen-Ra, Osiris, de oude God van de doden nog steeds de over-heer van de onderwereld was en dat zijn koninkrijk eeuwig was.
Het boek Amduat negeert Osiris zo goed als en het zwijgt ook over de leerstellingen van het Godsgericht van Sekhet-Hetepet  en in feite over alle fundamentele beginselen van de religie van Osiris m.b.t. de doden, die algemeen voor duizenden jaren werden geloofd in Egypte.


Het meest complete bij ons bekende exemplaat van het Boek der Poorten, is gevonden op de albasten sarcofaag van Seti I, koning van Egypte rond 1291 voor Christus en het bestaat uit 2 delen:
1. Een reeks van teksten en afbeeldingen die de voortgang beschrijven van de Boot van de Zonnegod naar het koninkrijk van Osiris, het Godsgericht der doden, het leven van de volmaakt gelukkigen in Sekhet-Hetepet, de straf voor de goddelozen en de vijanden van de Zonnegod.
2. Een reeks teksten en afbeeldingen die de magische ceremonieën voorstellen die werden uitgevoerd in zeer oude tijden met het oog op de wederopbouw van het lichaam van de Zon en ervoor te zorgen dat deze elke dag opkomt.
Dat het Boek der Poorten veel van de meest oude Egyptische religieuze overtuigen en tradidities herbergt is evident, maar het is vrij zeker dat het nooit zo populair werd als het boek Amduat. Het zal altijd wonderbaarlijk blijven dat Seti I, die verschillende muren van zijn tombe bedekt heeft met teksten van dit boek ook verscheidene anderen heeft bedekt met secties uit het Boek der Poorten en vervolgens ook nog een volledige kopie heeft uitgesneden en ingelegd op de zijkanten en het deksel van zijn albasten sarcofaag.
We kunnen nu de regio beschouwen, waardoor de Zonnegod passeert gedurende de uren van de nacht en de beschrijvingen van de divisies en hun bewoners aan de hand van zowel het boek Amduat als het Boek der Poorten.
Deze regio werd door de Egyptenaren, "Tat" of "Tuat," of "Tuaut", de oudste vorm van de naam genoemd en in de oudste pyramideteksten komen we "Tat" tegen, de oppergod van de Tuat heette Tuat of Tuaut en de wezens die daar leefden heten "Tautiu".

De betekenis van de naam "Tat" of "Tuat" is onbekend en het is zinloos om te speculeren of er etymologieën voor te verzinnen, het had ongetwijfeld in pre-dynastieke tijden, betrekking op het huis van de zaligverklaarde geesten en de verdoemden en de exacte betekenis die het overbracht naar de geest van degenen die het voor de eerste keer gebruikten is verloren gegaan. Het beschrijven van de algemene situatie is minder moeilijk, echter er zijn niet veel details m.b.t. de exacte omvang beschikbaar. Het vinden van een woord dat in één keer het karakter en de situatie van de Duat beschrijft is onmogelijk om de reden dat de Egyptische opvatting van de plaats der vertrokken geesten uniek is. De Duat is niet het "Beneden-Halfrond", want het is niet onder de grond, hoewel bij gebrek aan een beter woord, de oorspronkelijke auteur (Wallis Budge) frequent het woord "Onderwereld" gebruikte als hij over de Duat sprak, het is onbevredigend, want tenzij het speciaal gedefinieerd wordt dat het betekent de plaats van de vertrokken geesten in het algemeen, geeft het een verkeerde indruk.


Nogmaals, het woord Tuat moet niet worden weergegeven door "Hades" of "hel" of "Sheol" (Hebreews Dodenrijk) of "Jehannum," want elk van deze woorden heeft een beperkte en speciale betekenis. Aan de andere kant, de Duat bezat de kenmerken van al deze namen, want het was een onzichtbare plaats en het bevatte duitere bodemloze diepten en er waren poelen van vuur, waarin de verdoemden d.w.z. de vijanden van Osiris en Ra werden geconsumeerd en bepaalde delen ervan waren de huizen van monsters in verschillende gedaanten en vormen, die leefden van de ongelukkige wezens die ze in staat waren te vernietigen.
Over het geheel genomen kan het woord "Tuat" het best worden weergegeven door "De Andere Wereld" of "Onderwereld", met dien verstande dat het duidelijk is dat de Egyptenaren nooit geloofden dat het onder de grond is. In het bedenken van een situatie voor de Duat lijken de Egyptenaren te hebben geloofd dat het geheel van de bewoonbare wereld, d.w.z. Egypte, werd omgeven door een keten van bergen, verheven enonbegaanbaar, net als de Jebel Kaf van Mohammedaanse schrijvers, vanuit een gat in deze berg  kwam de zon op en in een ander ging die onder.
Buiten deze keten van bergen, maar vermoedelijk heel dicht bij hen was de streek van de Duat, deze liep parallel met de bergen en was op het niveau of van het land van Egypte of van de hemel erboven. Aan de buitenkant van de Duat was ook een bergketen, vergelijkbaar met dat wat de aarde omvat en dus kunnen we zeggen dat de Duat de vorm van een vallei had. En uit het feit dat het begon vlakbij de plaats waar de zon onderging en eindigde bij de plaats waar deze opkwam
, is het toelaatbaar om te zeggen dat de Duat nagenoeg cirkelvormig was. Dat dit de opvatting is van de Egyptenaren zelf wordt bewezen door de scène die is opgenomen in het  Boek der Poorten (divisie 12) Hier zien we het lichaam van Osiris rondgebogen in een cirkel en de hiërogliefen erbinnen in verklaren dat dit de Duat is. Met de identificatie van Osiris met de Duat hoeven we niet te behandelen hier, maar het is belangrijk voor ons doel om op te merken dat in de tijd van Seti I de Egyptenaren een ronde vorm toekenden aan de Duat.
De argumenten van Signor Lanzone om het effect dat de Duat de plaats wasdie ligt tussen de armen van de god Shu en het lichaam van de hemel-godin Nut, die volgens de oude legende oprees uit de omhelzing van haarman de aarde-god Seb en zo  de aarde en de hemel vormend, lijkt dus onhoudbaar.
Nu de Duat was gelegen aan de andere kant van de bergen die het scheidde van Egypte en van de zon, maan en sterren die de hemel boven dat land verlichten, volgt daaruit dat het een gebied was dat werd gehuld in de somberheid en duisternis van de nacht en een plaats van angst en afschuw was. Aan elk uiteinde van de Duat was een ruimte die noch geheel donker noch geheel licht was, de westkant wordt gedeeltelijk verlicht door de ondergaande zon en de oostkant door de rijzende zon.


Van de afbeeldingen in het boek "Amduat" en het "Boek der Poorten", leren we dat er een rivier door de Duat stroomde, net zoals de Nijl door Egypte stroomt en we zien dat er op beide oevers bewoners aanwezig zijn, net zoals dat er op beide oevers van de Nijl mensen zijn. Op één plaats komt de rivier van de Duat samen met 'de grote hemelse wateren', die verondersteld worden de bron te vormen van de aardse Nijl.
Hoe, wanneer of waar het geloof is ontstaan ​​is onmogelijk te zeggen, maar het lijkt erop dat in een zeer vroege periode de inwoners van Egypte al dachten dat de zielen van de doden van deze wereldhun weg naar de Duat baanden en hun verblijfdaar innamen, en lang voor de dynastieke periode werd de Duat in heel Egypte al beschouwd als het rijk van de doden. Bepaalde delen ervan werden door traditioneel recht geacht te behoren aan bepaalde steden, bv. Heliopolis, Memphis, Hierakonpolis, Abydos, etc. elk zijn eigen "Andere Wereld" en Goden der doden bezittend en al deze moesten worden beschouwd door de theologen die de algemene ontwerp van de Duat formuleerden. Hoe de Egyptenaren zich voorstelden hoe de doden in de Duat leefden of waarop is niet duidelijk, maar ze lijken te hebben gedacht dat alles wat ze wilden gedaan kon worden d.m.v. het gebruik van woorden van macht, amuletten, talismannen, etc.
In de vroegste tijden bleven alle zielen der doden in de "Andere Wereld", die behoorde bij hun stad of plaats, maar toen Osiris de opperste macht over de doden verkreeg, was het slechts natuurlijk dat de zielen moeten samenstromen uit alle delen van Egypte om zijn koninkrijk, waarin hij volmaakt gelukkig genoot van een leven vrijwel gelijk aan dat wat zij hadden geleefd op aarde.
Het goddelijke koninkrijk van Osiris, d.w.z. Sekhet-Hetepet of Sekhet-Aaru, was oorspronkelijk eenkopie van een aantal zeer vruchtbare streken in de Delta en tot het einde toe van de periode van inheemse Egyptische heerschappij, bestond het Egyptische Paradijs uit groene velden doorsneden door stromen van levend, d.w.z. stromend water met overvloedige oogsten van tarwe en gerst en het uiterlijk stelde een typisch midden-Delta landschap voor.
Zoals als Osiris zijn koninkrijk in de Delta had, waarschijnlijk in de buurt van de oude stad Mendes, reisden de zielen der doden van zuid naar noord, maar in een latere periode toen Osiris de positie en attributen van Khenti- Amenti, wellicht de oudste God der doden van Abydos, in zich had opgenomen, gingen de zielen van noord naar zuid, zodat ze de Duat mogen betreden door het "gat" in de bergen aldaar. Nog later, vielen de Egyptenaren terug in het oude geloof over de situatie van het domein van Osiris en de boeken die betrekking hebben op de Duat gaan er altijd vanuit dat het ver weg in het noorden ligt en waren bedoeld om zielen op hun weg er naartoe te begeleiden.


Het uiteindelijke lot van de zielen van mensen die vertrokken naar de Duat moet altijd al een kwestie vanspeculatie voor de Egyptenaren zijn geweest en op z'n best konden ze alleen maar hopen dat ze de lange, donkere en gevaarlijke vallei in veiligheid hadden doorkruist. Hetzelfd kan gezegd worden van de groepen van goden, van wie in zeer vroege tijden werd verondersteld dat ze een natuur bezaten die zeer veel leek op die van mannen en vrouwen en die ook in gevaar waren om te worden uitgeroeid in de Duat.
Van de Goden was er één van wie het zondermeer zeker was dat hij succesvol de Duat heeft doorkruist en dat was Ra of volgens de priesters van Amen, Amen-Ra, want hij rees elke morgen in het oosten en het was duidelijk aan alles, ongeacht welk dreigend gevaar dan ook in de Duat, wat hij had overwonnen gedurende de afgelopen nacht.
Dit zo zijnde, werd het doel van elke man om toestemming te verkrijgen om te reizen in de boot van Ra door de Duat, voor degenen die volgelingen waren van Osiris, zij konden uitstappen wanneer deze aankwam bij zijn koninkrijk en degenen die wensten om voor altijd bij Ra te blijven konden er in blijven samen met hem.
Voor elke gelovige was een gids van de Duat nodig, want tot aan een bepaalde plaats in de regio benodigden zowel de volgelingen van Osiris als de volgelingen van Ra informatie over de divisies van de Duat en kennis van de namen van de Hallen en Poorten en van de wezens die hen bewaakten en almachtig waren in het land der duisternis.
Voor de aanbidders van Amen of Amen-Ra was het boek "Amduat" de leidraad, terwijl de volgelingen van Osiris hun geloof vast pinden aan het "Boek der Poorten". Van elk van deze boeken leren we dat de Zonnegodniet in staat was om door de Duat te passeren op grond van de machten die hij bezat als de grote god van de wereld, maar alleen door zijn kennis van de juiste woorden van macht en van de magische namen en formules,voor de uitspraak waarvan iedere bewoner van de Duat machteloos was.
Osiris was uiteraard door de Duat heengegaan en had zichzelf op zijn troon gezet in het "Huis van Osiris", maar zelfs hij zou zijn weg door de Duat niet veilig kunnen afleggen zonder de hulp van de woorden van macht, die Horus zoon van Isis, de zoon van Osiris had uitgesproken en de magische ceremonieën die hij heeft uitgevoerd. Gelijksoortige woorden en ceremonieën leerde hij van Isis, die volgens een latere traditie deze kennis had verkregen van Thoth, de Goddelijke Intelligentie.

Als dus zelfs Osiris en Ra behoefte hadden aan dergelijke magische hulp bij hun passage door de Duat, hoeveel meer moet dan de behoefte van een mens wel niet zijn!


De Duat was volgens de auteurs van de begrafenis werken van de 18de en 19de dynastie, verdeeld in 12 delen waarvan sommigen worden genoemd "SEKHET" d.w.z. "Veld", anderen "NUT" d.w.z. "Stad", anderen "ARRIT" d.w.z. "Hal" en anderen "QERRET" d.w.z. "Cirkel".
De eerste geeft aan dat de regio waar het over gaat werd verondersteld te bestaan uit gecultiveerd land, de tweede duid op een plaats met vele gebouwen en huizen, de derde op een gebied dat groot en ruim was en die, in sommige opzichten een lege binnenplaats of hal, gebouw of huis voorsteld en de vierde beschrijft waarschijnlijk de ronde vorm van een aantal divisies.
Nu de Duat is doorkruist door de Zonnegod gedurende de uren van de nacht, beschouwen de Egyptenaren elk van deze divisies als een equivalent van een uur en vandaar kwam het dat de secties van het boek vaak "Uren" werden genoemd, het eerste uur komt overeen met de eerste divisie en zo verder tot het twaalfde uur. Het zal echter worden benadrukt dat gedurende de zomer in Egypte de nacht geen 12 uren duurt, maar het antwoord op dit bezwaar is dat de eerste divisie in werkelijkheid slechts de voorkamer is van de Duat en de twaalfde divisie de voorkamer van de hemel van deze wereld, waarin de Zonnegod komt om de nieuwe dag te beginnen. De divisies 2 t/m 11 hebben een geheel ander karakter dan de voorkamer van de Duat en de hemel.
Het is al gezegd dat er een rivier stroomt door de Duat van het ene naar het andere eind en haar bestaan kan maar op één manier worden verklaard. Tijdens een zeer vroege periode van hun geschiedenis geloofden de Egyptenaren dat de Zonnegod de hemel passeerde, waarvan zij dachten dat het een enorme waterige massa was, in een soort van boot. Het geloof in het bestaan van een dergelijke boot was absoluut noodzakelijk, want tenzij de zon werd beschermd tegen een contact met het water in de hemel, deze volgens hen zou uitdoven.

 

Zo ver terug als de periode waarin de piramides van Gizeh werden gebouwd, werd het bestaan van de twee boten aangenomen. In één, genaamd MATET zeilde de Zonnegod van de tijd van opkomst tot noen en in de andere, genaamd SEKTET zeilde hij van noen tot zonsondergang.
Toen de opvatting van het bestaan van de Duat was geëvolueerd en het geloof dat de Zonnegod deze elke nacht doorkruiste aan geloofwaardigheid had gewonnen, werd het noodzakelijk om middelen van vervoer voor de God te vinden. Het was onmogelijk om hem uit zijn boot te verwijderen want die was net als hijzelf eeuwig, vandaar zijn naam "Boot van Miljoenen Jaren" en zelfs als het mogelijk was geweest, de moeilijkheid bleef ofwel de boot terugnemen van de plaats der zonsondergang of de plaats der zonsopkomst, zodat deze gereed voor hem was als hij tevoorschijn kwam uit de Duat of om hem elke dag van een nieuwe boot te voorzien. De eenvoudigste manier was om aan te nemen dat er in de Duat een rivier was die direct in verbinding stond met de waterig massa in de hemel die elke door Ra werd bevaren en er voor te zorgen dat de Zonnegod via de rivier de Duat betreedt. Dit was de natuurlijke manier om uit de moeilijkheid te komen, want afgezien van het feit dat er geen ander middel van vervoer voor de God kon worden bedacht, het was verenigbaar met de praktijk dat koningen en edelen en hoge functionarissen altijd via het water door Egypte reisden. Geen enkel dier of wagen kon de God door de Duat brengen, zelfs als er dieren of wagens voor dit doel hadden bestaan, dan zouden ze verteerd worden door het vuur van de God.
We zullen later zien dat er een afdeling van de Duat was waardoor de Zonnegod niet kon passeren in zijn boot en dat hij verplicht was om deze te verlaten en op de rug van een slang te reizen.


Uit de titels van het Boek Amduat, zoals het is gevonden in het graf van Seti I, kunnen we opmaken datde afbeeldingen bij de teksten werden verondersteld exacte kopieën te zijn van de divisies van de Duat als zij werkelijk bestonden in Amenti, d.w.z. "de verborgen plaats", of "de Andere Wereld", en de teksten werden verondersteld om de reiziger informatie te geven in de Duat die hij nodig zou kunnen hebben m.b.t. de zielen, de goden, de schaduwen, de geesten, de goden van de Duat, de poorten vande Duat, de Uren en hun Goden en de goden die Ra eren en degenen die zijn edicten van vernietiging uitvoeren. De divisies van de Duat op basis van dit werk zijn:

Divisie I. Namen - MAATI en NET-RA.
Bewaker - ARNEBAUI.
Uur-godin - USHEM-HATIU-KHEFTIU-NU-RA.

Divisie II. Naam - URNES.
Bewaker - AM-NEBAUI.
Uur-godin - SESHET-MAKET-NEB-S.

Divisie III. Naam - NET-NEB-UA-KHEPER-AUT.
Bewaker - KHETRA.
Uur-godin - TENT-BAIU.

Divisie IV. Naam - ANKHET-KHEPERU.
Naam van de poort van deze cirkel - AMENT-SETHAU
Uur-godin - URT-EM-SEKHEMU-S.

Divisie V. Naam - AMENT.
Naam van de poort van deze cirkel - AHA-NETERU.
Uur-godin - SEKMET-HER-ABT-UAA-S.

Divisie VI. Naam - METCHET-NEBT-TUAT.
Naam van de poort van deze stad - SEPT-METU.

Uur-godin - MESPERIT-AR-AT-MAATU.

Divisie VII. Naam - TEPHET-SHETAT.
Naam van de poort van deze stad - RUTI-EN-ASAR.
Uur-godin - KHESFET-HAU-HESQETU-NEHA-HRA.

Divisie VIII. Naam - TEBAT-NETERU-S.
Naam van de Poort - AHA-AN-URT-NEF.
Uur-godin - NEBT-USHA.

Divisie IX. Naam - BEST-ARU​​-ANKHET-KHEPERU.
Naam van de Poort - SA-EM-KEB of SA-AKEB.

Uur-godin - TUATET-MAKTET-NL-NEB-S.

Divisie X. Naam - METET-QA-UTCHEBU.
Naam van de Poort - AA-KHEPERU-MES-ARU​​.
Uur-godin - TENTENIT-UHETES-KHAK-AB.

Divisie XI. Naam - RE-EN-QERERT-APT-KHATU.
Naam van de Poort - SEKHEN-TUATIU.
Uur-godin - SEBIT-NEBT-UAA-KHESFET-SEBA-EM-PERT-F.

Divisie XII. Naam - KHEPER-KEKIU-KHAU-MEST.

Naam van de Poort - THEN-NETERU.
Uur-godin - MAA-NEFERT-RA.

De divisies van de Duat volgens het Boek der Poorten worden meestal gekenmerkt door Poorten, die worden bewaakt door slangen, de namen zijn als volgt:

Divisie I. Naam van de Beschermende Goden - SET en TAT.
Naam van de regio - SET-AMENTET, Westelijk-Voorportaal.

Divisie II. Naam van de slang - SAA-SET.

Divisie III. Naam van de slang - AQEBI.
Naam van de Poort - SEPTET-UAUAU.

Divisie IV. Naam van de slang - TCHETBI.
Naam van de Poort - NEBT-S-TCHEFAU.

Divisie V. De naam van de slang - TEKA-HRA.
Naam van de Poort - ARIT.

Divisie VI. Bij de ingang van deze divisie is het gerechtshof van Osiris.
Naam van de slang - SET-EM-MAAT-F.
Naam van de Poort - NEBT-AHA.

Divisie VII. Naam van de slang - AKHA-EN-MAAT.
Naam van de Poort - PESTIT.

Divisie VIII. Naam van de slang - SET-HRA.
Naam van de Poort - BEKHKHI.

Divisie IX. Naam van de slang - AB-TA.
Naam van de Poort - AAT-SHEFSHEFT.

Divisie X. Naam van de slang - SETHU.
Naam van de Poort - TCHESERIT.

Divisie XI. Naam van de slang - AM-NETU-F.
Naam van de Poort - SHETAT-BESU.

Divisie XII. Namen van de slangen - SEBI en RERI.
Naam van de Poort - TESERT-BAIU, Oostelijk-Voorportaal.    

 

Uit de bovenstaande lijsten blijkt duidelijk dat in het boek Amduat dat de eigenlijke divisies van de Duat worden beschouwd zonder enige verwijzing naar de Poorten ook niet als deze wel bestonden in de systemen van de priesters van Amen-Ra en dat volgens het Boek der Poorten, de Poorten van de divisies van de Duat het meest belangrijke en karakteristieke kenmerk zijn.
De afwezigheid van Poorten in het boek Amduat is niet moeilijk uit te leggen, de samenstellers van dit werkwensten om Amen-Ra verheffen, zij verwijderden de Poorten welke het belangrijkste kenmerk van het koninkrijk van Osiris waren, zodat de noodzaak voor Amen-Ra om toestemming van hun bewakers te verkrijgen, die werden benoemd door Osiris, werd vermeden.


Amduat Boek der Poorten Index Vorig hoofdstuk Volgend hoofdstuk

 

Disclaimer: Aangezien deze vertaling is gemaakt van een vertaling daterend uit 1905 van dhr. E. A. Wallis Budge, welke in het oud-Engels is geschreven, kan ik niet garanderen dat alles 100 procent juist is vertaald en tevens niet garanderen dat hij alles goed heeft vertaald. U zult dan ook af en toe een begrip in het Engels aantreffen waarvoor ik geen zinnige vertaling kon bedenken. Navraag bij een Dr. in de egyptologie levert de bevestiging op dat de transcripties van Wallis Budge niet geheel correct zijn en dus fouten bevatten.

Met vriendelijke groeten,
André de Ruiter

 

 

 
Rechts