WELKOM IN VREDE
De goden en godinnen van het oude Egypte

Links

Aantal bezoekers:

Beginpagina algemeen Beginpagina Goden
Beginpagina Farao's

Contactformulier

Voor de vertalingen van de diverse boeken klik hieronder.

Boek der Doden
De Piramide Teksten
Het Boek Amduat

Het Boek der Poorten
Egyptische hemel en hel

 

 
Het tiende uur uit het "Amduat"

1

1

De boot van Af, de dode zonnegod
in het tiende uur.

Hoofdstuk 10

De tiende afdeling van de Duat (Tuat), genaamd

METET-QA-UTCHEBU

.
Na de passage van de negende afdeling van de Duat, arriveert de zonneboot in de tiende afdeling die gedurende het tiende uur van de nacht door de Zonnegod wordt doorkruist, de opening tekst luidt:
"Deze grote God neemt zijn plaats in, in deze Cirkel en hij uit woorden tot de Goden die daarin leven. De naam van de deur waardoor deze God de stad binnenkomt is, A-KHERPU-MES-ARU, de naam van deze stad is, METET-QA-UTCHEBU. De naam van dit uur van de nacht, die deze grote God loodst naar de verborgen paden van deze stad is, TENTENIT-UHESET-KHAK-ABU."

2

2

(Links) Shemerti,
 (Midden) The serpent Thes-Hrau.
 (Rechts) Hert-Erment.

In het midden register bevinden zich:

1. De boot van de zon, waarin de God onder een baldakijn staat, gevormd door de slang MEHEN, hij houdt het symbool van "leven" in zijn rechterhand en een slang die fungeert als een scepter in zijn linker.

2. Een grote tweekoppige slang genaamd THES-HRAU, die is weergegeven als een paar horens, sterk gebogen naar de uiteinden. De kop die naar rechts kijkt heeft een Witte Kroon op zich en bvindt zich direct tegenover het gezicht van een Godin die ook een Witte Kroon draagt, zij heet HERT-ERMENT. De kop die naar links kijkt draagt een Rode Kroon en bevindt zich direct tegenover het gezicht van een Godin die ook een Rode Kroon draagt, zij heet SHEMERTI, d.w.z. "Zij van de twee bogen".
De slang is voorzien van een tweetal poten, één paar is naar rechts gericht het andere naar links. In de kromming bevindt zich een grote havik, genaamd HERU-KHENTI.

3

3

De slang Ankh-ta.

3. Een boot met daarin de volle lengte van de slang ANKH-TA.

4. Vier mannelijke figuren, die elk een schijf i.p.v. een hoofd hebben, ze hebben ook elk een pijl in hun rechterhand met een speervormige kop, die rust op hun schouder en die naar beneden is gericht.
Hun namen zijn:

1. TEPTHRA.
2. SHESERA.
3. TE-MAU.
4. UTU.

4

4

Setu, Ertau, Khesefu,Sekennu.

5. Vier bebaarde figuren met mensenhoofd, elk draagt een korte speer in zijn rechterhand, die rust op hun schouder en die naar boven wijst, hun namen zijn:

1. SETU.
2. ERTAU.
3. KHESEFU.
4. SEKENNU.

5

5

Petthi, Shemerthi,Thesu, Kha-a.

6. Vier bebaarde figuren met mensenhoofd, elk houdt met beide handen een boog vast, boven zijn knieën.
Hun namen zijn:

1. PETTHI.
2. SHEMERTHI.
3. THESU.
4. KHA-A.

De tekst die verwijst naar het hierboven genoemde luidt als volgt:
1. "Deze grote God maakt zijn reis door deze Stad, in dit plaatje, in deze boot en zijn matrozen die de Goden zijn vervoeren hem voort. Deze grote God neemt zijn plaats in, in deze Stad in het water, waarna zij die in het water leven gebruik maken van hun wapens en ze "springen in het leven" bij het horen van het geluid van de werkende matrozen, die Goden zijn [in de boot van Ra]".

2. "Zij die zich in dit plaatje bevinden zijn zij die zich aan de twee zijden bevinden van THES-HRAU (Afb. 2), die de "fundering" (Soil) is van SEKRI, de gouveneur van de Tuat. Dit figuur, d.w.z. de slang, zelfs in zijn huidige vorm reist na deze grote God in zijn horizon en treedt elke samen met hem binnen in de aarde".
3. "Hij die zich in dit plaatje bevindt, in zijn boot, staat op in de dikke duisternis in de Hal van de oostelijke horizon en hij neemt elke dag zijn positie in op zijn plaats, hij formeert de `slang bewaker' van de Tuat in de heilige plaats van KHENTI-AMENTI".
4. "Voor zij die zich met hun pijlen in dit plaatje bevinden en zij met hun speren en zij met hun bogen, die in de aanwezigheid zijn van deze grote God en die hun opwachting maken met hem in de Oostelijke horizon van de hemel, deze grote God zegt: maakt gij uw pijlen snel, maak uw speren gereed, buig uw bogen en vernietigt gij voor mij mijn vijanden die zich in de duisternis bevinden. Weest bij het portaal van uw horizon en volgt gij in mijn gevolg wanneer ik mijzelf verenigd met hun die mijn vlees aanbidden in de MANTIT-BOOT. Het zijn zij die de Sebi-slang van NEHA-HRA terugdrijven in de dichte duisternis en wanneer deze grote God passeert richting de Oostelijk hal van de horizon, reizen zij ook mee in het gevolg van deze God".
Boven het bovenste register staat een regel tekst, die luidt:
"Dit is de verborgen Cirkel van AMENTET, waar KHEPER zichzelf verenigt tot de vorm van Ra en waar de Goden en de Geesten en de doden zich haasten(?) in de verborgen vormen van AKERT. Als er een kopie van deze dingen wordt gemaakt volgens de figuren die zijn afgebeeld in het oosten van de verborgen kamer van de Tuat en als [een man] het weet, samen met de namen [van de Goden] dan zal hij rondreizen en door de Tuat passeren en hij zal niet worden tegengehouden als hij van zichzelf een metgezel van Ra maakt".

6

6

(Links) Pankhi, (Rechts) Kheper-ankh.

In het bovenste register bevinden zich:

1. De God PANKHI, die een ankh in zijn rechterhand houdt en een scepter in zijn linker.

2. Een kever, genaamd KHEPER-ANKH, blijkbaar duwend tegen een laag zand, of misschien de horizon binnengaand.

De tekst die verwijst naar deze scene, luidt als volgt:
"Zij die zich in dit plaatje bevinden in de Tuat, zijn in de vorm van (d.w.z. zij vertegenwoordigen) de geboorten van de God Kheper, die zijn horizon draagt naar deze stad, zodat hij kan wederkomen in de oostelijke horizon van de hemel".

7

7

De Menenui slangen en de Godinnen
van het Zuiden en het Noorden.

Twee slangen staand op hun staart, die elkaar kruisen in de buurt van hun uiteinde. Hun kop en nek zijn gebogen in een rechte hoek t.o.v. hun lichaam, in de ruimte tussen hen rust een schijf. De slangen worden genoemd, MENENUI.
Aan de rechterkant bevindt zich een jeugdige Godin, een Witte kroon dragend en aan de linkerkant een gelijksoortige Godin, een Rode kroon dragend, elk houdt de wijsvinger van een hand bij haar mond, op de manier van kinderen en elk is zittend afgebeeld maar zonder een stoel of troon.

8

8

De bijl van God en de Zonneschijf.

4. Een bijl, symbool voor 'God", staand op het uiteinde van het handvat, met een schijf rustend op de zijkant van het blad. Aan de linkerkant is een Godin die de bijl in evenwicht houdt met haar linkerhand en aan de rechterkant is een Godin die de schijf in evenwicht houdt met haar rechterhand, de namen van de Godinnen zijn respectievelijk NETHETH en KENAT. Alle Godinnen zijn zittend afgebeeld, maar missen een stoel of een troon.
De tekst die naar deze scene verwijst, luidt als volgt:
"Van diegenen aanwezig in dit plaatje, de twee Godinnen aan de linkerkant komen voort uit de "dubbele" slang MENENUI en de twee aan de rechterkant komen voort uit de bijl Setfit. Zij verzamelen samen de zielen op Aarde en ze maken de machige geesten puur in de Tuat m.b.v. de verborgen figuren, die aldaar aanwezig zijn en nadien slikken ze hun eigen geest (of ziel) in, nadat deze grote God hun gepasseerd is".

9

9

Sekhet, Menkert, Huntheth, Usrit.

5. Acht recht op staande Godinnen, met een ankh in hun rechter en een scepter in hun linkerhand. Zij kijken richting de Aapgod, wiens staart dienst doet als een soort zetel en die de 'Utchat" of het "Oog van de zon" vasthoudt met beide handen.
De eerste vier Godinnen hebben een leeuwinnenkop en zijn genaamd:

1. SEKHET.
2. MENKERT.
3. HUNTHETH.
4. USRIT.

10

10

Abet-Neteru-s, Arit-Tatheth,
 Ahat, Themath-Ermen (?).

De vier overgeblevenen hebben een vrouwenhoofd en zijn genaamd:

1. AMT-NETERU-S.
2. ARIT-TATHETH.
3. AHAT.
4. THEMATH-ERMEN.

11

11

(Links) Af-Ermen-Maat-f.
(Midden) Ermenui.
(Rechts) Neb-Aqet.

 

De naam van de Aapgod is AF(?)-ERMEN-MAAT-F.
Betreffende de Godinnen luidt de tekst:
"Voor deze godinnen voor het maken van "the reckoning" van zijn Oog voor Horus in de Tuat, sprak Ra: "Maakt gij uw geesten sterk d.m.v. uw sterkte en maak "the reckoning" van zijn Oog voor Horus, vestigt gij zijn oog voor Horus en prepareer Horus om zich te verenigen met zijn uitstraling (of tot dat wat vloeit uit zijn ogen), looft Horus op grond van zijn Oog en versterkt gij zijn eerste Oog, dat in de handen is van de God AF-ERMEN-MAAT-F. En uit gij uw woorden namens Horus, O gij die de veroorzaker is van het tot stand komen van het gepast zijn van de geschapen dingen. Het werk dat ze doen in de Tuat is te spreken namens zijn Oog voor Horus en er voor te zorgen dat er elke dag een stralende pracht vanuit gaat".

12

12

(Links) Amen-khu.
(midden) Her-sheta-taui.
(Rechts) Sem-Heru.

6. Acht Goden, waarvan de eerste zeven elk een ankh in zijn rechterhand houdt en een scepter in zijn linker, hun namen zijn:

1. ERMENUI, die op de plaats van zijn hoofd een dubbel object heeft zitten. (Afb 11)
2. NEB-AQET, met de kop van een jakhals. (Afb 11)
3. AMEN-KHU, met de kop van een havik.
4. HER-SHETA-TAUI, met een mannenhoofd.
5. SEM-HERU, met een mannenhoofd.
6. AMEN(?)-HERU, met een mannenhoofd. (Afb. 13)
7. KHENT-AST-F, met een mannenhoofd. (Afb. 13)
8. KHENT-MENT-F, een God in mummievorm, zoals Osiris, die draagt een Witte kroon en grijpt een scepter met beide handen die uit zijn bandages tevoorschijn komen. (Afb. 13)

13

13

(Links) Amen Heru.
(Midden) Khent-ast-f.
(Rechts) Khent-ment-f.

De tekst die verwijst naar deze Goden luidt als volgt:
"Zij die zich in dit plaatje bevinden in de door Horus gemaakte vormen, wanneer deze grote God hun roept bij hun namen, dan verenigen ze zichzelf en komen tot leven in de schaduwen die zich in de mond van deze grote God bevinden en hun zielen reizen voort in zijn trein naar de horizon. Ze ontdoen de doden van hun zwachtels en breken de lichamen van de vijanden van Ra in stukken en geven het bevel voor hun vernietiging in de Tuat".

14

14

Horus.

In het onderste register zijn:

1. De God Horus, met havikskop en een schijf dragend, leunend op een staf.

2. Vijf keer een meertje, in elk van deze is een mannelijke vorm ondergedompeld, deze figuren zijn genaamd "de ondergedompelden".

3. Drie keer twee meertjes, in elk van deze is een mannelijke vorm aan het zwemmen, zij zijn genaamd "de zwemmers".

4. Vier meren met water, in elk van deze drijft een mannelijke vrom op zijn rug, deze zijn genaamd "de drijvers".

15

15

 

De tekst luidt:
De bovenstaande tekst zit vol met lancunes en hele passages bestaande uit meerdere regels zijn verdwenen.
De volgende versie van Lanzones uitgave (Le Domicile des Esprits) is nuttig om een indruk te verkrijgen van de inhoud van de legenden die de meren van water vergezellen.

"Horus zegt tegen zij die zichzelf hebben ondergedompeld in het water en tegen hun die kunnen zwemmen en tegen hun die drijven in NU van de Tuat, O gij die zichzelf hebben ondergedompeld in het water, die schijnen in NU, O gij wier handen hun gezichten bedekken, die zwemmen met hun gezicht gericht naar het water in de Tuat, wiens wangen gevuld zijn met water, O gij die peddelen in de wateren van NU, wiens gezichten omhoog in de lucht gericht zijn tijdens het volgen van uw zielen, wiens zielen zijn beroofd van de hemelse lucht en die de lucht slaan in een poging het te verkrijgen, O gij baant gij uw weg in NU m.b.v. uw benen en uw dijen zullen op geen enkele manier worden belemmerd. Komt voort gij in deze stroom, daal af gij op deze golven, vult gij HAP-UR en komt in zijn zog, uw ledematen zullen niet verloren gaan en uw vlees zal niet vergaan en gij zult heersen over uw water en gij zult overvloed hebben volgens mijn opdracht, O gij wiens plicht het is om te leven in NU, tesamen met hen die zichzelf hebben ondergedompeld in deze wateren en in zijn gevolg zijn en wiens zielen leven hebben".

16

16

17

17

Hetemit, Bekhkhit, Tchetmit,Senthes.

5. Een meer met water.

6. Vier vrouwelijke figuren, elk met een slang op hun hoofd en schouders, waarvan de kop steeds boven hun hoofd uitsteekt en de staart langs hun rug hangt, hun namen zijn:

1. HETEMIT.

2. BEKHKHIT.

3. TCHETMIT.

4. SENTHES.

De tekst luidt:
"Zij die zich in dit plaatje bevinden en zij wiens vormen (of figuren) leven door hun hoofden. Het zijn zij die licht schijnen op de weg van Ra in de dichte duisternis en als hij komt in de hal van het Oosten, Set wordt wakker en vergezelt hem verder".

18

18

Set-nehes.

7. Een scepter, bekroond met het hoofd van Set, de naam ervan is SET-NEHES, d.w.z. "Set die ontwaakt".

Hoe het verder gaat gedurende het elfde uur van de nacht, lees hier verder ===>

 

Disclaimer: Aangezien deze vertaling is gemaakt van een vertaling daterend uit 1905 van dhr. E. A. Wallis Budge, welke in het oud-Engels is geschreven, kan ik niet garanderen dat alles 100 procent juist is vertaald en tevens niet garanderen dat hij alles goed heeft vertaald. U zult dan ook af en toe een begrip in het Engels aantreffen waarvoor ik geen zinnige vertaling kon bedenken. Navraag bij een Dr. in de egyptologie levert de bevestiging op dat de transcripties van Wallis Budge niet geheel correct zijn en dus fouten bevatten.

Met vriendelijke groeten,
André de Ruiter

 

 
Rechts